Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Transcendent

betekenis & definitie

(Lat. transcendere = te boven gaan).

1° Philos.
T. is wat alle soorten en klassen te boven gaat en dus even alomvattend is als het zijnsbegrip.

In de Scholastiek veelal eensluidend met trancendentaal; ze onderscheidt zes alomvattende of transcendentale begrippen: zijn (ens), wezen of ding (res), één of in zich onverdeeld (unum), iets of onderscheiden van al het andere (aliud), waar (verum), en goed (bonum); mooi en schoon (pulchrum) is een bepaalde beschouwingswijze van het goede.

Sedert ➝ Kant verstaat men algemeen onder transcendent datgene, wat alle ➝ ervaring te boven gaat. Hij bestreed de ➝ metaphysiek, die transcendente begripskennis van het wezen der dingen (➝ Ding, sub: Dinge an sich) wilde zijn en transcendente beschouwingen gaf over God, ziel en wereld.

Dezen term overnemend, stellen ook wij tegenover het ➝ immanentisme der ➝ modernisten de transcendentie van God, maar bedoelen daarmee, dat Hij naar geheel zijn wezen buiten en boven de ervaringswereld staat en daaruit niet dan door redeneering en op analoge wijze kan worden gekend (➝ Analogie).

Ook de term transcendentaal kreeg door Kant een bijzondere beteekenis en werd het grondbegrip van zijn critische philosophie. Deze zgn. transcendentaal-philosophie (transcendentalisme) bedoelt in den grond niets anders dan een volledige oplossing te geven van de vraag: hoe is synthetisch-apriorische kennis (volgens Kant: = wetenschappelijke kennis) mogelijk? Ze heet transcendentaal, in zooverre ze de apriorische voorwaarden voor alle ervaringskennis zoekt vast te stellen, die niet uit de ervaring zelf worden geput, maar integendeel, door toepassing op den ervaringsinhoud, de ervaringskennis juist mogelijk maken. De transcendentaalphilosophie bemoeit zich dus niet met het kenobject, maar met de mogelijkheid om dit te kennen.

Lit.: De Vleeschauwer, La déduction transcendentale dans l’oeuvre de Kant (1934-’37); J. M. M. Aler, De term „transcendentaal” in de „Krit. d. r. Vern.” (in Alg. Ned.

Tijdschr. v. Wijsb., jg. 31, 1937); H. Thielemans, Kant en de Scholastiek (in: Bijdragen d. Ned. Jezuïeten, 1938).

2° Wiskunde
a) (Meetk.) zie ➝ Kromme; Oppervlak.
b) (Algebra) Transcendent getal is een getal, dat aan geen enkele algebraïsche vergelijking met meetbare coëfficiënten voldoet, bijv. n.

Onder transcendente functies verstaat men in de analyse die functies, welke geen algebraïsche functies zijn.

Voor transcendente vergelijking, zie ➝ Algebraïsche vergelijking. Voorbeelden van t. v. zijn: ➝ logarithmische, ➝ goniometrische en exponentiaal vergelijkingen.

Transcendentalisme ➝ Transcendent; Kant.

< >