is de opvatting bij meerdere primitieve stammen, dat een bepaalde groep (→ Clan) van een stam verwant is met een bepaalde diersoort (totemdier) of met een bepaalde plantensoort en zich daarom naar dezen → totem noemt. Deze verwantschap wordt herhaaldelijk afgeleid van een verwantschap of vriendschap, die er in overoude tijden bestaan zou hebben tusschen de voorvaderen van de menschengroep (totemclan) en de voorvaderen van de betreffende diersoort.
Het als totem beschouwde dier (plant) wordt met een zekeren eerbiedigen schroom behandeld en mag niet gedood en niet gegeten worden, tenzij de er op rustende taboe eerst door plechtige ceremonies wordt weggenomen. Van den totem wordt hulp en bescherming verwacht.
Men onderscheidt:
1° het bovengenoemde clan- of eigenlijke t.
2° Het individueele
t.: de afzonderlijke persoon heeft zijn eigen, apart bij hem behoorenden totem.
Men krijgt zoo’n totem, zooals dit in N. Amer. dikwijls voorkomt, in een droomgezicht, door het verblijf in de eenzaamheid, door overwegen en vasten en men verwacht er hulp van in nood en gevaar; graag draagt men ook lichaamsdeelen als een onheilen afwerend amulet bij zich. Deze totem is een geheel persoonlijke beschermer, en wordt niet op anderen overgeërfd. 3° Geslachtstotemisme, wanneer de mannen van een clan een eigen totem hebben en de vrouwen ook.
Het t. kan niet als een godsdienst beschouwd worden en evenmin kan men uit de hier en daar voorkomende plechtige gemeenschappelijke nuttiging van den totem het offer of de communie afleiden. Het t. wortelt in een gedachtenkring, waarin de verwantschap tusschen menschen-, dieren- en plantenwereld zoo eng mogelijk genomen wordt.
Verschijnselen, die uit het t. voortvloeien, zijn:
1° Op sociaal gebied: de clanexogamic, d.w.z. dat degenen, die tot eenzelfden totemclan behooren, niet met elkaar mogen huwen;
2° Op economisch gebied: het taboe-zijn van den totem.
Het t. wordt niet aangetroffen in de oerculturen en ook is het geen cultuurphase geweest, die alle stammen hebben doorloopen. Waarschijnlijk is het ontstaan in den cultuurkring van de hoogere jagers. In de stammen met een totemistische cultuur treft men, behalve de exogamie, eigenaardigheden aan, zooals bepaalde vormen en ornamenten op gebruiksvoorwerpen en wapens, de kegeldakhut, de zonnemythologie en een vrij sterk ontwikkelde tooverij. T. komt voor in Australië, Afrika, eenige deelen van de Zuidzee en in Amerika. De cultuurkring van de totemistische jagers wordt beschouwd als een parallel van de Miolithische „Klingenkultur”.
Lit.: W. Schmidt en W. Koppers, Völker und Kulturen (1924); W. Koppers, Der Totemismus als menschheit geschichtliches Problem (in : Anthropos 1936 ; aldaar verdere lit.); A. Lang, The secret of totem (1905); J. G.
Frazer, Totemism and Exogamy (4 dln. 19101; E. Vatter, Der australische Totemismus (1925); M. Besson, Le totémisme (1929).
Andres.