In de Grieksche muziek, die zuiver melodisch was, onderscheidde men het diatonische, het chromatische en het enharmonische t. ; de nieuwere muziek, die meer steunt op harmonische basis, noemt t. het karakter, dat ontstaat door de verhouding van grondtoon tot terts; alzoo majeur (groote terts; zie → Maggiore) en → mineur (kleine terts).
de Klerk.