Taal, gesproken door de Toba-Bataks, de bewoners van het centrale gedeelte der Bataklanden rondom het Tobameer, op het daarin gelegen schier-eiland Samosir, de Toba-hoogvlakte en omgeving. Het T. kent twee hoofd-dialecten, welke in woordenschat, klankstelsel, en in geringe mate in grammaticaal opzicht van elkaar verschillen, nl. het eigenlijke T. en het Angkolaasch-Mandailingsch. De eerste geleerde, die het T. bestudeerde, was Van der Tuuk. Het T. werd, evenals de andere Bataksche talen, geschreven met een vereenvoudigd Voor-Indisch schrift, thans meestal met Latijnsche karakters.
Geschreven letterkunde is er, naast wichelboeken, heel weinig. Olthof.