a) benaming van een kerk of altaar, waardoor een en ander wordt toegewijd aan God of een Heilige. Wordt hieraan nog een tweede benaming toegevoegd, dan spreekt men van titulus secundarius tegenover den eersten als titulus primarius. Dergelijke t. kunnen rechtstreeks de naam zijn van God of van een Heilige: bijv. een kerk der Allerheiligste Drieëenheid, een altaar van den H. Joseph, ofwel zijdelings: een kerk van Christus’ Menschwording, een altaar van Maria, Koningin des vredes.
b) Bij de toediening der H. Wijdingen: een verklaring, waaruit blijkt, dat in het levensonderhoud van den wijdeling voldoende voorzien is, om aldus te voorkomen, dat men na de priesterwijding voor dit onderhoud zou moeten zorgen op een wijze, die niet met de waardigheid van den" priester overeenstemt. De voornaamste dezer wijdingstitels zijn: het bezit van een kerkelijk beneficie of van een erfdeel, het lid-zijn van een kloosterorde, het onderhouden worden door de missie, d.i. door de Congregatie tot Voortplanting des Geloofs, enz. Koenders.