Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Timmermans

betekenis & definitie

1° Ant., → Temmerman.

2° Felix, bekend Vlaamsch schrijver. * 5 Juli 1886 te Lier. Schilder en door-en-door Brabantsch verteller, gemoedelijk-folkloristisch, verrassend-plastisch en fleurig, soms evenwel op het randje af van het procédé en de gemaniëreerdheid.

Door zijn Pallieter (1916) ineens bekend geworden in binnen-en buitenland, en sinds vertaald in het Duitsch, Fransch, Engelsch, Zweedsch, Italiaansch, Hongaarsch, Tsjechisch en Esperanto. Pallieter is een geniaal-onbeheerschte zinnendans in het luchtledige: symbool en pittoreske uitbeelding van een overdadig-dwazen levenslust, vermakelijk, maar zonder eenige diepte en zonder uitzicht. Zoo gezien is dit werk in zijn genre uniek en volkomen(de eerste uitgave werd door de Rom. Congr. van het H. Officie als „voor de zielen gevaarlijk” bestempeld; Pallieter verscheen echter spoedig in gezuiverde uitgave). Uit dezen eigenaardigen mengelmoes van geuren en kleuren, zinnelijkheid en innigheid ontstaat de atmosfeer en is het taalweefsel gevlochten van al de verdere scheppingen van T. tot en met zijn hoofdwerk Boerenpsalm, van 1935.

Dit laatste boek stijgt evenwel hooger en grijpt dieper dan al de voorgaande. Wortel, de held, is uitgegroeid tot een mensch-boer, met al de vezels van zijn wezen aan den grond en het werk vastgehecht, door wel en wee heen levend en strijdend in heerlijke overgave aan God en Zijn Voorzienigheid. Alhoewel hier en daar een tikje geforceerd, toch een kloek en diep werk: een soort epos van den landbouwer.

T. gaat door, vooral in het buitenland, voor den exponent van het Vl. volk. De jongere schrijversgeneratie, die meer problematisch is aangelegd, wijst deze voorstelling af. Vrij algemeen wordt echter aangenomen, dat de Boerenpsalm een keerpunt beteekent. T. illustreert zijn boeken zelf. Sobry.

Voorn. werken: Schemeringen van den dood (1910, zeer somber); Begijnhofsproken (1912, in samenwerking met A. Thiry); Pallieter (1916); Het Kindeken Jezus in Vlaanderen (1918); De zeer schoone uren van Juffr. Symphorosa, Begijntjen (1918); Anne-Marie (1922); De drie koningen triptiek (1923); De Pastoor uit den bloeyenden wyngaerdt (1924). [De laatste twee tot tooneel bewerkt door F. T. en B. Veterman, in Naar waar de Ster bleef stille staan (1924) en in Leontientje (1926)]. Pieter Breughel (1928); De harp van St. Franciscus (1932); Boerenpsalm (1935).

Lit.: o.a. Vermeylen, Van Gezelle tot T. (1923, 1928, 1938); M. Rutten, F. T. (1928).; R. de Graeve, F. T. (1935); A. von Hatzfeld, F. T. Dichter und Zeichner seines Volkes (1935).

< >