→ Pantserkreeften.
Johan Rudolf Thorbecke Ned. historicus en staatsman. * 14 Jan 1798 te Zwolle, ✝ 4 Juni 1872 te Den Haag. Promoveerde in 1820 te Leiden in de Klass. Letteren. Daarna bezocht hij, met steun van rijkswege, enkele Duitsche universiteiten en was eenigen tijd werkzaam als privaatdocent te Giessen en daarna te Göttingen. In 1825 werd T. buitengewoon hoogleeraar te Oent; na de scheuring der Nederlanden (1830), welke hij betreurde, kreeg hij een professoraat te Leiden. De staatkundige arbeid van T. begint in 1839, toen zijn Aanteekening op de grondwet verscheen, waarin enkele nog bescheiden verlangens naar hervorming uitgesproken werden.
In de zgn. Dubbele Kamer tot behandeling van de grondwetsherziening van 1840 behoorde hij met nog drie andere liberalen en zeven Katholieken tot de oppositie, wijl zij de voorstellen „onvoegzaam” achtten. Vervolgens had hij zitting in de Tweede Kamer van 1844-’45: in deze periode leidde hij het initiatief der Negenmannen. Van zeer groote beteekenis is zijn arbeid in 1848 als voorzitter der grondwetscommissie, wier rapport feitelijk zijn werk is en grondslag werd tot de grondwetsherziening van dat jaar (→ Liberale partij).
Ofschoon T. de voornaamste liberale staatsman was, duurde het nog tot najaar 1849 eer hij minister werd. Zijn eerste ministerie (1849-’53) paste de beginselen van 1848 toe op het provinciaal en gemeentelijk bestuur (provinciale wet, gemeentewet). Door de → Aprilbeweging kwam het 'kabinet ten val. Tot 1862 zou T. buiten de regeering blijven. Wel had hij zitting in de Tweede Kamer, waar hij de oppositie leidde. Ook zijn tweede kabinet (1862-’66) bracht belangrijke hervormingen tot stand (o.m. organisatie van het M.O.; de geneeskundige wetten van 1865), toch stond het minder sterk dan het eerste, zoowel door de opkomende verwijdering van Katholieken en liberalen (→ Nederland, sub IID, Politieke partijen) als door de verdeeldheid der liberalen inzake de koloniale kwestie, welke in 1866 tot het aftreden van T. leidde.
Na de overwinning der liberalen in het constitutioneele conflict (1866-’68; zie → Mijer, Pieter), vormde T. het ministerie Van Bosse-Fock, waarin hij om tactische redenen zelf geen zitting nam. Dit kabinet bezweek in 1870 en werd opgevolgd door T.’s derde ministerie (1871-’72), dat zijn taak, een legerhervorming, niet voltooien kon, wijl het demissionnair werd, toen de Kamer een ontwerp-inkomstenbelasting afwees.
T. is de voornaamste staatsman van het Ned. liberalisme, dat hij een eigen gestalte gaf. Meer dan zijn verdienstelijke arbeid op legislatief gebied, heeft zijn persoonlijkheid hem tot den krachtigsten regeerder in Ned. gemaakt sinds den troonsafstand van Willem I. Zijn leiderschap over de liberalen bleef tot zijn dood bestaan, al ontbrak het niet aan oppositie, welke ca. 1870 van scherper vorm werd.
Lit.: o.m. Blok, Gesch. v. h. Ned. volk (IV); De Bruyne, Staatkundige Gesch. v. Ned. in onzen tijd (I, II en III); Verberne, Geschied, v. Nederland (dl. VII en VIII, 1937-’38): Van der Mandele, Het liberalisme in Ned. (1933); Brugmans, T. (1932); Hans, T. (1932) ; Verkade, Overzicht der staatk. denkbeelden van J.
R. T. (1935); Brugmans, T. als geschiedenisphilosooph (in: Hist Opstellen, Brugmans 1929); Hanger, Thorbecke’s geschiedphilosophisch jeugdwerk (in : De Gids, 1935, III); Smolten, T. en de vrijheid van onderwijs tot 1848 '1928. Verberne.