1o Hans, Duitsch schilder en graphisch kunstenaar. * 2 Oct. 1839 te Bernau (Schwarzwald), ✝ 7 Nov. 1924 te Karlsruhe. Studeerde te Karlsruhe, Dusseldorf en Parijs; bezocht meermalen Italië. Door zijn typisch Duitsch-romantische voorstellingen werd T. spoedig zeer populair. Hij was van 1899-1919 directeur van de Kunsthalle te Frankfort en als professor leider van een „Meisteratelier” te Karlsruhe.
In den vasten vorm en soliede teekening herkent men den invloed van Courbet; zijn landschappen en mythologisch-pliantastische voorstellingen hebben weinig atmosfeer. Het meest karakteristiek zijn de ietwat nuchtere portretten en voorstellingen uit het dagelijksch leven (Zondagsrust, Mus. te Hamburg, 1876). Alle Duitsche musea bezitten schilderijen van zijn hand. T. teekende ook verschillende boekillustraties, o.a. bij gedichten van H.
Thode zooals de „Federspiele”.Lit.: H. Thode, H. T. (in : Klassiker d. Kunst, 1909). Korevaar-Hesseling.
2° Ludwig, Duitsch satyrisch dichter van antikleinburgerlijke en anti-clericale strekking. * 21 Jan. 1867 te Oberammergau, ✝ 26 Aug. 1921 te Rottach.
Voorn. werken: Agricola (1897); Assessor Karlchen (1901); Die Lokalbahn (1902); Lausbubengeschichten (1905); Andreas Vöst (1905); Moral (1909); Altaich (1918); Erinnerungen (1919).
Uitg.: Gesammelte Werke (7 dln. 1933).
Lit.: F. Dehnow, L. T. (1925); Ziersch, L. T. (1928).