Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Thee

betekenis & definitie

Plantk. De theeplant (Thea sinensis) behoort tot de fam. der Theaceae en is afkomstig uit Z.O. Azië, waar hij in het wild nog slechts voorkomt in Manipoer en in Fransch-Indochina. Er zijn twee duidelijk te onderscheiden typen, nl. het Chineesche en het Assamtype. Van deze typen bestaan vele hybriden.

De plant is een houtige heester. Het Chin. type wordt 3 tot 8 m, het Assamtype, met grootere bladeren, 12 tot 20 m hoog. De witte bloemen zitten alleen of bij 2 tot 4 in de oksels der bladeren en zijn tweeslachtig met een 5tot 6-bladige kelk en kroon, talrijke meeldraden en een bovenstandig, 3-hokkig vruchtbeginsel. De vrucht is een houtige, openspringende doosvrucht.Geschiedenis De t. schijnt reeds 8 eeuwen vóór Christus bij de Chineezen als genotmiddel in gebruik te zijn geweest, vanwaar de Hollanders ze in het begin van de 17e eeuw in Europa invoerden. Op Java werden in 1825 de eerste theezaden uit China betrokken en werden pogingen gedaan om een gouvernementstheecultuur te vestigen, welke grootendeels mislukten. Eerst na 1870 ontstonden hier goed rendeerende particuliere ondernemingen. Zie ook beneden, sub Handel en productie. Zie pl. (vgl. indexkol. 831/832).

De cultuur in Ned. Indië is in hoofdzaak beperkt tot de bergstreken boven 500 en beneden 1 500 m boven de zee. Lager gelegen tuinen produceeren meer blad doch van minder goede kwaliteit, terwijl op grootere hoogte dan 1 800 m de opbrengst sterk achteruit loopt. Voor den aanleg van een theetuin wordt bij voorkeur jonge boschgrond gebruikt, welke diep wordt omgewerkt (minstens 30 tot 45 cm) en grondig van onkruid gezuiverd. De keuze van het zaad is van zeer veel beteekenis. Er zijn veel minderwaardige hybriden in cultuur.

De zaden (thans uitsluitend van het Assamof van een goed hybride-type) worden op aanvankelijk overdekte kweekbedden uitgelegd en op een leeftijd van 1 k 2 jaar overgebracht naar het plantveld, waar inmiddels plantgaten zijn gemaakt op een verband van 4x5 voet. De jonge theetuin wordt gewoonlijk van een lichte schaduw voorzien door het planten van schaduwboomen, die tevens als groenbemesters dienen (Leucaena, Albizzia of Deguelia). Om een hooge bladproductie te krijgen snoeit men om de 2 a 3 jaar, en geeft daarbij den heester een tafelvorm met een hoogte van ¾ tot 1½ m. De pluk van de jonge blaadjes geschiedt gewoonlijk om de 10 dagen. Het versche blad wordt naar de fabriek vervoerd en achtereenvolgens verflenst, gerold, gefermenteerd, gedroogd en gesorteerd, waarna het product geschikt is voor export.

Lit.: J. J. B. Deuss, De theecultuur (in : Onze Kol. Landb.).Dijkstra.

Het gebruik van thee als genotmiddel is in Nederland zoozeer verbreid, dat men hier te lande de thee als een volksdrank kan beschouwen. Dit zelfde kan gezegd worden, deels in nog sterkere mate van China, Japan, Engeland en Rusland. Het gebruik van thee is in Engeland per hoofd twee maal zoo groot als in Nederland. Ook in andere landen neemt het gebruik van thee toe; de opwekkende werking maakt haar tot een geschikt hulpmiddel in den strijd tegen het alcoholisme.

Surrogaten, zooals gedroogde bladen van aardbeien, bessen en vele andere meer, die men vooral gedurende den Wereldoorlog trachtte ingang te doen vinden, zijn alle weer van de markt verdwenen. Geen dier producten was in staat de geur en smaak van de t.. en haar opwekkende werking te vervangen. Bosch.

Handel en productie Tot 1850 was China vrijwel het eenige land dat de wereld van t. voorzag hoewel t. ook in Japan en op Formosa werd geteeld. In 1825 werd in Ned.-Indië met den aanplant van t. een begin gemaakt (zie boven, sub Gesch.). In 1876 werd voor het eerst op de door ziekte vernielde koffievelden van Ceylon t. aangeplant. In 1896 overtrof de gezamenlijke thee-uitvoer van Indië en Ceylon voor het eerst die van China. In 1917 werd de export van China eveneens door Ned.-Indië overtroffen.

De volgende tabel geeft een overzicht van de wereldproductie van t. (ontleend aan Annuaire international d’agriculture Rome 1937).

Oppervlakte in 1 000 ha Productie in 1000 kg Land Gemiddelde 1926-’30 1935*) Gemiddelde 1926-’30 1935 Noordelijk Halfrond Azië (zonder China) 605 700 344.410 346.300 Afrika (Kenya) 3 5 1.390 3.074 Totaal **) 610 705 345.600 349.400 Zuidelijk Halfrond Azië (Ned.-Indië) 149 J98 69.687 71.360 Afrika (Niassaland) 4 8 1.130 3.230 Totaal 153 206 70.800 74.600 Algemeen totaal 765 910 415.400 424.000 China***) — — 51.739 37.424

*) De cijfers voor 1936 waren bij het verschijnen van dit deel nog niet bekend.
**) Afwijkingen in de totalen zijn door afrondingen veroorzaakt.
***) Voor China is de jaarlijksche productie niet bekend, vandaar dat de statistiek de exportcijfers vermeldt.

In Ned. Indië bedroeg de productie in 1936 voor Java (vooral op West-Java wordt veel geproduceerd) 59 000 en voor Sumatra (Oostkust) 16 000 ton. Behalve Batavia voeren ook Belawan en Padang t. uit.

De export van t. bedroeg in 1936 als volgt (in duizend ton): Br.-Indië 142,6; Ceylon 99; Ned.Indië 69,6; China 37,3; Japan 16,4; Formosa 9,6; Indo-China 1,3. Tot de jongste theelanden behooren Niassaland (sedert 1890) met 3,5, Kenya met 3,4 duizend ton, terwijl Mozambique, Z. Afrika (Natal), Tangagika en Oeganda gezamenlijk slechts 500 ton exporteerden. T. wordt ten slotte ook nog gecultiveerd in Trans-Kaukasië, Brazilië en N. Amerika (Californië). Behalve voor export is een groot gedeelte van de oude productielanden ter voorziening in de eigen behoefte bestemd. De belangrijkste uitvoerhavens van t. zijn: voor China: Ilankouen Sjanghai, verder Amoy, Swatow, Kanton en Hongkong; voor Br.-Indië: Calcutta (Aassamthee); voor Ceylon: Colombo, voor Java: Batavia.

Engeland is het grootste importland (ongeveer 50 % van den wereldhandel) en Londen de belangrijkste theemarkt, hetgeen moet worden toege schreven aan het groote verbruik van t. en aan het feit dat de belangrijkste thee-exporteerende landen deel uitmaken van het Britsch Imperium. Op verren afstand volgen: de Ver. Staten met Canada (ongeveer 20 %); Australië en Nieuw-Zeeland (6-7 %); Nederland (5 %) en Rusland. Amsterdam is eveneens een wereldmarkt voor t. Andere markten zijn gevestigd te Hamburg, Bremen, Marseille en Odessa. De t. wordt echter in toenemende mate rechtstreeks naar de verbruikslanden uitgevoerd, die vroeger in Europa kochten.

In den handel onderscheidt men naar gelang de wijze van bereiding: groene en zwarte t. De groene is voor Europa van geringe beteekenis. Tot de zwarte t. behooren pecco, van bladknoppen en jongste bladeren; souchong, van in de lengte gerolde zwartbruine bladeren; congo van dwars gerolde groote bladeren. Tot de fijnste theeën behoort orange-pecco, ook geelpunt-thee genoemd; de overeenkomstige soort van de groene t. is de witpunt-thee. De theesoorten worden ook naar de productiegebieden onderscheiden: China-, Java-, Ceylon-, Darjeelingthee. Een deel van de China-thee wordt nog over den karavaanweg naar Rusland vervoerd (karavaanthee). Veel China-thee wordt tot theebriketten geperst of tot theetabletten verwerkt, waarvoor Rusland hoofdafnemer is.

De t. komt thans meestal verpakt in den handel en bestaat uit een mengsel van diverse soorten, dat door theeproevers wordt samengesteld, hetgeen noodig is om een uniformen smaak van de t. te behouden, daar de oogsten steeds in kwaliteit varieeren.

In 1927 begon zich in de theecultuur een verstoring van het evenwicht tusschen productie en consumptie af te teekenen, hetgeen tot een scherpe prijsdaling leidde. Door de voornaamste thee-exporteerende landen Britsch-Indië, Ceylon, Ned.-Indië en de Afrikaansche gebieden werd in 1933 een onderlinge overeenkomst voor den tijd van vijf jaar getroffen aangaande de beperking van den thee-uitvoer en het tegengaan van aanplantuitbreiding. Voor Ned.-Indië is 1931 als basisjaar genomen met een uitvoer van 78,7 millioen kg. Het exportquantum wisselt telkens en bedroeg voor het eerste jaar 85 % (restrictie percentage 15 %). Onder de restrictie valt zoowel de ondernemingsals de opgekochte bevolkingsthee.

Lit.: Sprecher von Bernegg, Der Teestrauch und der Tee (1936); J. J. B. Deuss, De Theecultuur, Onze koloniale Landbouw (1915); Fu Hung, La géographie du thé; Harler, Tea culture and marketing of tea (1933); O. Kempski, Die Teekultur unter besonderer Berücksichtigung der Verhaltnisse in Nied. Indiën (1923) ; Memorieboek van Pakhuismeesteren van de Thee te Amsterdam (1818-1918) ; A.

W. Nanninga, De Theecultuur in Ned.Indië (1929); F. Sabelberg, Tee, Wandlungen in der Weltwirtschaft (13, 1938); W. F. Staveacre, Tea and tea-dealing (1929); W. H.

Ukers, All about tea (2 dln. 1935); id., The romance of tea (1936). Statistische gegevens : De Landbouwexportgewassen van Ned.-Indië in 1936 (nr. 149, 1937); Reports of the International Tea Committee (1934-’37); Verslag van de Handelsvereeniging te Batavia (over het jaar 1936, 1937); Verslag over de Werking der Thee-restrictie (1937). Snel.

< >