Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Textielindustrie

betekenis & definitie

a) In Nederland.

In de verschillende takken der textielnijverheid, w. o. zijn te verstaan de wol-, katoen-, linnen-, jute-industrie, tapijt- en mattenfabrieken, tricotagefabr., breierijen, kunstzijdefabr., touwslagerijen en garenspinnerijen alsmede de vlasserijen, zijn volgens de laatstgehouden bedrijfstelling op 31 Dec. 1930 (volgens de opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek) de navolgende bedrijven, met het daarbij vermelde aantal Provincie Aantal bedrijven Aantal arbeiders Noord-Brabant 321 21.844 Gelderland 99 11.277 Zuid-Holland 191 5.326 Noord-Holland 98 2.181 Zeeland 251 749 Utrecht 37 2.611 Friesland 46 207 Overijsel 173 36.055 Groningen 57 1.487 Drente 27 61 Limburg 35 445 Nederland 1.335 82.143

b) In België. De cijfers, wat betreft het aantal bedrijven en het aantal daarin werkzame arbeiders voor België, luiden volgens de nijverheidstelling op 31 Dec. 1930 (Statistisch Jaarboek voor België en Belgisch Congo 1936):

Provincie Aantal bedrijven Aantal arbeiders Antwerpen 214 5.277 Brabant 582 18.520 West-Vlaandercn 5.396 40.869 Oost-Vlaanderen 2.611 93.437 Henegouwen 421 8.245 Luik 654 19.079 Luxemburg 36 153 Limburg 32 141 Namen 74 1.612 België 10.020 187.323

< >