Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Tasmanië

betekenis & definitie

Eiland ten Z. van het vasteland van Australië, de kleinste staat van de Commonwealth of Australia. Opp. 67 871 km2; ca. 228 000 inw.

Geologisch is T. een deel van Australië, nl. een voortzetting van het Oostelijk ketengebergte, van het vasteland gescheiden door de Bass-straat. Het klimaat is zacht en vochtig. De voortdurende Westenwinden, die op deze breedte waaien, brengen veel regen. De Westkust en het Centrale Plateau zijn met bosch bedekt. Economisch is vooral de Oostkust van belang. Op kleine landerijen is hier teelt van groenten, aardappelen en fruit.

In het binnenland schapenteelt. Aan de Westkust koper, tin en loodmijnen. De hoofdstad Hobart (ca. 56 000 inw.) is de aanloophaven voor het groote scheepvaartverkeer. Launceston onderhoudt het vervoer van goederen en passagiers met Melbourne. Er is uitvoer van fruit, fruitconserven en bevroren vleesch naar Londen.

T. werd ontdekt door Abel ➝ Tasman in 1642, het land werd van Diemensland genoemd. De oorspronkelijke bewoners, de Tasmaniërs, een zeer donker volk van jagers en verzamelaars, werden door de Eng. kolonisten geheel uitgeroeid. In 1825 verklaarde de kolonie zich tot een zelfstandigen staat met Hobart als hoofdstad. In 1856 werd de naam T. aangenomen.
T. is een aartsbisdom, met zetel te Hobart. Het telt ruim 33 000 Katholieken.
D. Brouwer.

< >