Deze dienen om door het in elkaar grijpen der tanden de draaiende beweging van een as, en daardoor tevens het arbeidsvermogen, op directe wijze over te brengen op een tweede as; geeft men bovendien aan de t. verschillende diameters, dan kan tegelijkertijd het aantal omwentelingen naar behoefte veranderd worden en, omgekeerd evenredig hiermede, het door de assen uitgeoefende krachtskoppel.
De wielomtrek volgens de tandkoppen heet de „kopcirkel”; de omtrek volgens de tandvoeten heet de „voetcirkel”. De tusschen deze twee cirkels gelegen cirkels, volgens welke de op elkaar werkende t. elkaar raken, noemt men de „steekcirkels”. De afstanden van twee tanden hart op hart, gemeten langs den steekcirkel, noemt men den „steek” der tanden en den afstand tusschen kop- en voetcirkel de „tandhoogte”. Voor het in elkaar passen van twee tandwielen is noodig een gelijke steek en een gelijke hoogte der tanden; bovendien moeten de tanden eenigszins rond bewerkt worden teneinde de wrijving te beperken. Deze afronding is bij t. met ongelijke diameters verschillend en wordt bepaald volgens constructiemethodes, waarbij de tanden der beide wielen in onderling verband worden geconstrueerd; zoo heeft men de evolvente vertanding, waarbij men uitgaat van de „constructiecirkels” der beide wielen (iets kleiner dan de steekcirkels) en waarop dan de gemeenschappelijke raaklijn puntsgewijze wordt afgewikkeld, en de cycloïde vertanding, waarbij een voor ieder wiel aan te nemen „rolcirkel” over de bijbehoorende steekcirkels wordt afgewikkeld.
Naar den stand, welken de assen ten opzichte van elkaar innemen, onderscheidt men:
1° bij evenwijdige assen: vlakke of rechte tandwielen, waarbij de tanden in het algemeen evenwijdig aan de assen geplaatst zijn; hiertoe behooren ook de zgn. „Chevrontanden”, V-vormige tanden, die door het beter in elkaar grijpen een regelmatigen gang waarborgen;
2° bij elkaar snijdende assen: conische tandwielen, waarbij de tanden niet evenwijdig zijn, doch gericht zijn naar het snijpunt der beide assen;
3° bij elkaar kruisende assen: schroefwielen met volgens een schroeflijn gebogen tanden en wormaandrijving, waarbij op één der assen een schroefdraad is aangebracht, grijpende in de volgens een schroeflijn gebogen tanden van een schroefwiel op de tweede as. Uitgaande van deze drie hoofdvormen heeft men vele, meer gecompliceerde, tandvormen geconstrueerd; deze zijn veelal gepatenteerd.
P. Bongaerts.