Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Tamboer

betekenis & definitie

Dit woord is verwant aan het Fransche tambour, dat naast de naam voor den soldaat, die de trom slaat, in de eerste plaats de naam is van het slaginstrument. In ➝ tamboerijn en in tamboereeren in de beteekenis van borduren op een doek, welke op een raam is gespannen (➝ Tamboereerwerk), is van t. in het Ned. de gedachte aan een cylinder met daarover gespannen stof blijven voortleven. Vandaar ook verstaat men in de bouwk. onder t. van een koepel den cylindervormigen onderbouw daarvan, waarop deze rust en waardoor deze als het ware wordt verhoogd. De t. is een geschikte plaats voor het aanbrengen van lichtopeningen.

< >