Tamarindus Indica, boom van de fam. der Leguminosen, onderfam. der Caesalpineeën, in Indië asam of asem genoemd, oorspr. uit tropisch Afrika, thans gekweekt in bijna alle trop. streken. Het is een tot 25 m hooge boom met breede kroon, even-gevinde 10 à 20 jukkige bladeren, geel-roode bloemen en niet openspringende, tot 20 cm lange peulen, die platte zaden en een vruchtmoes bevatten. In de geneeskunde bereidt men uit dit vruchtmoes een laxeermiddel (➝ Tamar Indien). In Ned.-Indië maakt men er limonadesiroop en allerhande zoetigheden van.
De boom wordt in Ned.-Indië veel langs de wegen geplant. Het harde kernhout is donkerbruin, men maakt er vsch. voorwerpen van. Faure.