Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Talma

betekenis & definitie

1° Aritius Sybrandus, Ned. sociaal werker. * 19 Febr. 1864 te Angeren, ✝ 12 Juli 1916 te Bennebroek. Was eerst werkzaam als predikant te Heinenoord (1888-’91), Vlissingen (1891-’95) en te Arnhem (1895-1901). Daarna had hij zitting in de Tweede Kamer (1901-’07) en leidde in het ministerieHeemskerk (1907-’13) het departement van Landbouw, Handel en Nijverheid. De groote sociale nooden, welke hij als predikant van nabij leerde kennen, brachten hem tot studie van het sociale vraagstuk: omstreeks 1891 werd hij zich de „sociale roeping” bewust, waarin hij „een telkens zich openbarend element in het leven der Christelijke Kerk” herkende.

Als sociaal werker verkende hij het maatschappelijk vraagstuk in vollen omvang, maar de arbeiderskwestie achtte hij primair, omdat hem „de tegenwoordige economische ontwikkeling een bedreiging van het menschelijke in den mensch” toescheen. T. werkte vooral in ➝ Patrimonium.Tijdens de ➝ spoorwegstakingen (1903) verzette hij zich tegen het revolutionnaire in de actie, maar bepleitte tevens de arbeidersbelangen, mede als voorzitter der enquêtecommissie. Als minister ontwikkelde T. een enorme werkkracht en wist met zeldzame snelheid de zeer uiteenloopende zaken van zijn departement te beheerschen. Zijn hoofdwerk is zijn sociale wetgeving, bestaande eensdeels uit wetten op het gebied der arbeidsbescherming (o.a. de arbeidswet 1911, de steenhouwerswet, de stuwadoorswet), anderdeels uit een complex sociale verzekeringswetten (voor zijn aandeel in de Arbeidswetgeving, zie ➝ Arbeidswetgeving, kol. 740). Na zijn aftreden werd T. wederom predikant (Bennebroek). Bovendien was hij tijdens de mobilisatie werkzaam als veldprediker in algemeenen dienst.

Lit.: Hagoort, Gedenkboek Patrimonium (1927); Hagoort, T. (Studieschetsen, Anti-Rev. Jongeren-Actie, nr. 23); Hangelbroek, T. (in : Christ. Encyclopaedie); Bakker, T. en de ordeningsgedachte (1935). Een monographie is in voorbereiding. Verberne.

2° François Joseph, acteur en regisseur. * 15 Jan. 1763 te Parijs, ✝ 19 Oct. 1826 aldaar. Debuteerde in 1787 in Voltairo’s Mahomet in het Théatre Français, opende in 1798 een eigen schouwburg in het Palais Royal en bespeelde sedert het volgende jaar weer het Théatre Français. T. was de eerste acteur, die het traditioneele tooneelcostuum vaarwel zegde en het waagde in Klassiek Romeinsch gewaad te spelen, daarbij gesteund door zijn vriend, den schilder J. L. David. Ook streefde hij naar natuurlijkheid en eenvoud in dictie en gebaar. Hij gaf aan Napoleon lessen in het spreken en zich-bewegen. De keizer, die hem zeer bewonderde, deed hem in 1808 te Erfurt optreden voor een parterre van koningen.

Publ.: Reflexions sur Lekain et l’art théatral, Mémoires (1828). — Lit.: Duval, Précis hist. sur T. (1826); Dumas, Mémoires de T. (1850); Warin, Mémoires sur T. (1904). v.Thienen.

< >