Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Tabernakel

betekenis & definitie

1° De Oud-Testamentische t. werd in de woestijn door Mozes volgens het hem door God medegedeelde plan opgericht als heiligdom van het Joodsche volk. Ook werd de t. geheeten: tent van de samenkomst of van het verbond, tent van het getuigenis, openbaringstent, omdat God daar aanbeden werd en Zijn wil bekend maakte. De t. bestond uit een voorhof en het heiligdom. Het voorhof was een open ruimte van 100 x 50 el, rondom afgesloten door een 5 el hoog gordijn van byssus, dat hing aan stangen rustende op 60 paaltjes van acaciahout.

Aan de Oostzijde was de ingang, waardoor het volk binnenkwam om te offeren. Tegenover den ingang stond het brandofferaltaar met vier horens, één aan eiken hoek. Deze horens werden bestreken met het bloed der offerdieren, en verleenden asylrecht ingeval van onvrijwilligen doodslag. Achter 'dit altaar stond een waschbekken, ten dienste der priesters vóór en na de offers.

Het heiligdom, een overdekte tent midden in de open ruimte van het voorhof, bestond uit het heilige (20x10x10 el) en het heilige der heiligen (10x10x10 el), dat door een kostbaar gordijn van het heilige afgescheiden was. In het heilige bevonden zich 1° de toonbroodentafel, waarop 12 toonbrooden, die op den Sabbat vernieuwd werden,
2° de zevenarmige luchter met altijdbrandend licht,
3° het reukwerkaltaar, waarbij de dienstdoende priesters iederen morgen en avond wierook offerden

Enkel de priesters betraden het heilige; de hoogepriester alléén en slechts eenmaal ’s jaars op den Verzoendag trad het heilige der heiligen binnen. Daarin stond de ark des verbonds, een kist van acaciahout (2½ x1½x1½ el), bedekt met den gouden verzoensdeksel, waarop twee gouden beelden van Cherubijnen. In de ark werden de Tafelen der Wet van Mozes bewaard, alsook een vat met manna en de staf van Aaron. De t. werd door Moses door zalving ingewijd. Op den tocht door de woestijn werden ark en tent op zes wagens vervoerd. Na de inname van Canaän verbleef de t. te Galgala 14 jaren (Jos. 4.19), daarna te Silo (Jos. 18.1).

Onder den hoogepriester Heli werd de ark buitgemaakt door de Philistijnen, maar na zeven maanden teruggeven, terwijl de tent te Silo verwoest werd. Een nieuwe t. werd opgericht te Nobe (1 Reg. 21.1) en later te Gabaon. David stichtte een nieuwen t. op den berg Sion (3 Reg. 3.4). De ark bevond zich na de teruggave der Philistijnen niet meer in den t., maar te Cariathiarim in het huis van Obededom, vanwaar zij plechtig naar Jerusalem vervoerd werd (2 Reg. 6.11) en later in den tempel van Salomon geplaatst. Bij de verwoesting der hoofdstad door Neboekadnezar (587 v. Chr.) ging de ark voorgoed verloren.

Het bestaan van den t. werd ontkend door Wellhausen e.a., die er een fictie of projectie in zagen van den lateren tempel. Thans wordt het bestaan ervan algemeen aangenomen, omdat de Joden in de woestijn zeker een heiligdom bezeten hebben, naar het voorbeeld der Egyptenaren, waaronder ze eeuwen lang geleefd en van wie ze de kunst om zulk een kostbaar heiligdom te vervaardigen geleerd hadden.

Velen nemen een voor-Mosaïsch heiligdom aan, reeds tijdens het verblijf der Joden in Egypte, daar de Joden ongetwijfeld onder den indruk gekomen zijn van de weelderige tempels der Egyptenaren en omdat een paar bijbelplaatsen (Ex. 33.7 en 16.33) daarop wijzen. Al was het idee en de inrichting van den t. ontleend aan Egypte, de eeredienst was geheel verschillend en zuiver monotheïstisch.

Lit.: Boek Exodus, hfdst. 25-27; 35-40. Zie E. Kalt, Bibl. Archeologie (21934). Kroon.

2° In de Kath. kerken een kast, waarin de Eucharistie wordt bewaard. In den loop der eeuwen ontstonden: draagbare t., muur-, pilaar-, hangende en draaiende t. Merkwaardig zijn de duifvaten (peristerion) en de torentabemakels (→ Sacramentshuisje; In den regel behoort het tabernakel op het hoogaltaar te staan (vgl. → Altaar). Zie → Tabernakelsleutel; Tabernakelsluier. Verwilst.

Lit. : F. Raible, Der T. einst und jetzt (1908); J. Braun S. J., Der Christliche Altar (II, blz. 574 vlg.).

Vanden gheesteliken Tabernakel Het uitvoerigste, maar ook, om zijn vele practische toepassingen, meest gelezene van Ruusbroec’s werken, waarin hij aan het beeld van de Arke des Verbonds den „loop der Minne” ontwikkelt. Uitg.: d. D. Stracke S. J. (1934).

< >