Kapitein Sumner stelde vast (Boston 1843), dat als men op zee de hoogte van de zon boven den horizon meet, men daarmee een cirkel op het aardoppervlak bepaalt, waarop het schip moet liggen: den positiecirkel. Omdat uit vroegere plaatsbepalingen en uit de kennis van de snelheid en vaartrichting van het schip, de positie ongeveer bekend is, heeft men maar een stukje van den positiecirkel noodig in de buurt van die ongeveer bekende plaats. Dat stukje, dat men practisch recht kan nemen, heet Sumnerlijn. Neemt men gelijktijdig twee hemellichamen waar, dan heeft men twee S., die elkaar snijden in het punt waar het schip zich bevindt.
P. Bruna.