Koningsgeslacht in Schotland; stamde uit een Normandisch geslacht, dat in de 12e eeuw het ambt van steward of senechal verwierf; naam en ambt werden sedert dien vereenigd en vererfd. In 1371 verwierf een Robert S. den Schotschen troon. Door het huwelijk van Jacob IV met Margaretha, de dochter van Hendrik VII van Engeland, kreeg het Schotsche huis aanspraak op den Eng. troon; van 1603 tot 1688 heerschte het huis Stuart, met onderbreking van 1649 tot 1660, over Engeland; door de Act of Settlement (1701) uitgesloten van alle recht op dien troon vanwege zijn terugkeer tot den Kath. godsdienst, moest het in de ballingschap blijven en stierf uit in 1807 met den dood van kardinaal Hendrik S.
Van neventakken van het huis S. leven nog talrijke nakomelingen in Eng. en Schotsche adelsgeslachten.
Vgl. ➝ Maria Stuart; Jacobieten.
Lit.: Cowan, The royal house of S. (2 dln. 1908); Henderson, The royal Stewarts (1914); Petrie, The S. pretenders 1688 to 1807 (1933).
v. Gorkom.