Op zuiger-stoomlocomotieven (dit ter onderscheiding met de turbine-stoomlocomotieven) geschiedt óf door schuiven, meestal binnenladende geheel ontlaste zuigerschuiven, óf door al dan niet ontlaste kleppen. De schuif- of klepbeweging wordt afgeleid uit mechanismen, welke worden aangedreven door met de assen ronddraaiende excentrieken of krukken en/of door de heen- en weergaande zuigerstangen (kruiskop). Met deze mechanismen kan steeds:
1° door een eenvoudige verstelling vooruit of achteruit gereden worden;
2° de vullingsgraad, daarmede het expansiepercentage, binnen ruime grenzen gewijzigd worden tijdens den rit.
S. door middel van kleppen [mechanisch aangedreven, bijv. Lentz, Caprotti; hydraulisch (olie), bijv. Meyer Mattern], ofschoon theoretisch voordeeliger (minder knijpverliezen), heeft tot dusverre op de locomotieven de eenvoudige en overzichtelijke s. door middel van schuiven, bestuurd door scharen, in het bijzonder de Walschaertschaarbeweging, niet verdrongen. Van de toegepaste schaarmechanismen: Stephenson, welke als eerste uitvoering (William Howe, Newcastle) de vorkbeweging verving, Gooch; Allan, Trick, Belpaire, Joy, Heusinger von Waldegg of Walschaert, heeft laatstgenoemde s.-mechanisme de meest uitgebreide toepassing gevonden: eenvoud, goed toegankelijk, constante vooropening onafhankelijk van het expansiepercentage; bij niet te kleine vullingsgraden snel sluiten van de schuif; geringe knijpverliezen (kleppen). De schuifbeweging wordt bij de Walschaert-s. afgeleid uit de combinatie van de heen- en weergaande kruiskopbeweging met de ronddraaiende beweging van een contrakruk (buitenliggende cylinder) of excentriek (binnenliggende cylinder) op de as, loodrecht staande op de bijbehoorende hoofdknik. Contrakruk of excentriek brengt de schaar, waarin het verplaatsbaar schaarblokje, in een schommelbeweging. Door verplaatsing van het schaarblokje in de schaarsleuf wordt én het expansiepercentage én voor-achteruit geregeld.
Beynes.