Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Stoel

betekenis & definitie

Zitmeubel op drie of vier pooten en voorzien van een rugleuning. De s. houdt het midden tusschen het krukstoeltje of tabouret zonder eenige leuning en den armstoel of fauteuil met rug- en armleuning. In de Oudheid zijn deze drie soorten zitmeubelen reeds bekend; naast houten s. (Egypte) komen ook talrijke metalen en steenen s. voor (Griekenland en Rome). In het middeleeuwsch meubilair is de s. van geringe beteekenis; uit de 15e e. bleven ons krukstoeltjes en stugge rechtlijnige armstoelen met een kistvormige ruimte voor berging onder de zitting bewaard.

Een grootere verscheidenheid in de stoeltypen kende de Ital. Renaissance; veel bijval vond toen de klap- of vouwstoel die uit de Klassieke Oudheid overgenomen werd. Tijdens de 17e en 18e e. (de bloeiperiode) bieden de stoelen meer comfort; de vaste stoffeering dagteekent eerst van na 1600. Door zijn zacht S-vormig gebogen lijnen vertoont de s. in het Rococo een tot dan toe onbekend gratievol silhouet.

In den s. vinden de moderne metalen meubelen hun gelukkigste toepassingen. V. Herck.

< >