Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Stenographie

betekenis & definitie

(Gr. stenos=eng, kort; graphein = schrijven, kortschrift), schrift, waarmede snel geschreven kan worden tengevolge van stelselmatige beknoptheid (letter-vereenvoudiging). Hetzelfde resultaat, nagestreefd door verkorte weergave van geheele woorden, noemt men tachygraphie (Gr. tachus = snel). Het woord s. werd het eerst in Engeland door den Anglic. geestelijke John Willis in 1602 gebruikt.

Geschiedenis De uitvinding van het kortschrift wordt zoowel aan de Egyptenaren als aan de Grieken en Romeinen toegeschreven. Xenophon zou Socrates’ redevoeringen reeds met kortschrift hebben opgenomen. Het Romeinsche kortschrift gaf voor sommige woorden korte letterteekens. Het aantal dezer teekens, waarvan Marcus Tullius Tiro (103 v. Chr., secretaris van Cicero) den grondslag legde, groeide allengs aan tot 13.000 (→ notae tironianae, tironische noten). De afkortingsleer van het Rom. kortschrift heeft zich door alle tijden heen gehandhaafd.

Van de tironische noten werd in de eerste eeuwen onzer aera, behalve in den senaat, o.m. gebruik gemaakt bij processen, concilies en door enkele schrijvers. In de 5e eeuw werden ze gebruikt in de Gallische rhetorscholen; in de 6e en 7e eeuw in verschillende kloosters. In Frankrijk nam het gebruik van de 7e tot de 10e eeuw sterk toe onder de Merovingers en Karolingers. Vanuit de kloosters drongen ze tot de pauselijke en staatskanselarijen door. Een van de meest bekende werken over de notae schreef abt Joannes Trithemius O.S.B. (* 1462, ✝ 1516) nl. de Polygraphia.

De voorlezingen en preeken in de landstalen van de voornaamste hervormers werden met sterk afgekort gewoon schrift meestal direct in het Latijn opgenomen; ze kunnen dus moeilijk woordelijk zijn. Deze voordes, onvruchtbare periode werd afgesloten door het verschijnen van het eerste Engelsche systeem van Bright (1587). Taylor (1786) is het meest bewerkte, doch thans verouderde Eng. kortschrift. Op het oogenblik overheerscht in Engeland het systeem van Isaac Pitman (1837), dat tegenwoordig in Gregg (1888) een ernstige mededinger vindt. Abbé Gossard bezorgde Frankrijk het eerste s.-systeem (1651). De in het Fransche parlement meest gebruikte s. is een bewerking van Taylor door Prévost (1827), verbeterd door Delaunay (1866).

In Luxemburg en de Elzas domineert het systeem van abbé Duployé (1867), dat in 1897 door Depoin met een verkortschrift werd verrijkt (Duployé-Institut), in de bewerking van Brück (1910-’12). Aimé-Paris (1822), hoofdzakelijk een bewerking van Conen de Prépéan (1813), bezet de derde plaats in Frankrijk. In België worden vnl. Duployé, Prévost-Delaunay en (Aimé) Paris-Meysmans (1903) gebruikt. Stenographeeren genoemde landen vnl. geometrisch (= tegenhandsch), Duitschland doet het sinds → Gabelsberger (1834) graphisch (= in de hand liggende; zie onder). De baanbreker Gabelsberger en zijn evenknie → Stolze (1841) zijn nog immer de hoeksteenen der graphische s. aldaar.

Uit beide hoofdsystemen en enkele kleinere ontstond het Einigungssystem Stolze-Schrey (1897). Sept. 1924 kwam eindelijk met regeeringsbemoeiing het officieele Reichs Einheitskurzschrift tot stand, sinds Oct. 1933 Deutsche Kurzschrift. Officieele nationale eenheidskortschriften zijn voorts in Tsjechoslowakije (Herout-Mikulik, 1921); in Italië (Gabelsberger-Noë 1928). De voornaamste Engelsche, Fransche en Duitsche s. zijn soms meermalen voor het Ned., het Vlaamsch, de klassieke talen of het Esperanto bewerkt.

Het eerste hier in druk verschenen Ned. systeem (1673) was: Een Nieuwe Character-Konst, uytgevonden bij Johan Reyner, koopman tot Rotterdam. In 1829 verschenen de Verhandelingen over de Stenographie op de Ned. Taal toegepast, door het Kon. Genootsch. Concordia te Brussel. Het waren de antwoorden op een uitgeschreven prijsvraag.

Alleen het systeem Somerhausen-Rossaert, later gewijzigd door Tetar van Elven, had eenig succes. Dit. werd weer gewijzigd door Steger (* 1827, ✝ 1904).

In 1849 werd de Stenographische Inrichting voor de beide Kamers der Staten-Gen. ingericht; in 1849 werd Steger tot eersten stenograaf benoemd; in 1887 tot directeur. Het Kamerstenogr. corps telt thans: één dir.; één onderdir. en 12 stenografen; vrouwen worden niet aangesteld. Ook de Volksraad van Ned.-Indië heeft sinds Oct. 1920 een stenographischen dienst; deze telt: één hoofd, één revisor en tien stenogr.

Naast het systeem-Steger, dat met uitsluiting van alle andere in de Kamers in gebruik was, kent onze taal Stolze-bewerkingen van Reinbold en Brand van Straaten (1881), Penning de Vries (1898) en Munnich (1910). J. L. Wéry (* 1856, ✝ 1932), een Duitscher van geboorte, stichtte in Den Haag de eerste s.-school van ons land; zijn bewerking maakte van al de reeds genoemde langen tijd den meesten opgang. Mede door zijn werk heeft de s. in ons land een groote bekendheid en uitbreiding verkregen. Pitman werd door de Haan (1886) bewerkt.

Riënts Balt (1897) bewerkte Scheithauer en werd weder door Pont (1904) gewijzigd. De vroegere Stolze-Wéry-beoefenaar A. W. Groote kwam in 1899 met het Ned. Alfabetisch Kortschrift uit, dat thans den grootsten aanhang heeft. Dank zij de invoering van de schrijfmachine is het gebruik van s. zeer toegenomen; samen schonken ze het aanzijn aan een nieuw beroep, dat van stenotypist.

Moderne pers en radio zijn een nieuwe stimulans. Tegenwoordig hebben bijna alle onderwijsinrichtingen, welke voor den handel opleiden, s. op hun rooster. T.o.v. het buitenland zijn stenographisch vereenigingsleven en vakpers hier te lande van weinig beteekenis. Te Amsterdam werd in 1934 het Intern. Congres voor s. gehouden. In de Ned. kol. worden vnl. de Ned. syst. beoefend.

Beginselen De s. kent drie hoofdrichtingen:

1° De geometrische, de oudste, met teekens ontleend aan de rechte lijn, den cirkel en zijn deelen. Verschillende gebruiken daarbij nog punten, komma’s e.d. om de klinkers weer te geven, de zgn. Semietische klinkeraanduiding;
2° De graphische, waarvan de Eng. Kath. priester Bordley (1787) de grondlegger was, met teekens uit het loopende Lat. schrift, in Duitschland daarom cursieve school geheeten.
3° De halfslachtige, d.i. gedeeltelijk geometrische, gedeeltelijk graphische richting.

Eng., Fr., Spanje en de onder hun invloed staande landen stenographeeren geometrisch; Ital. graphisch; Midden-Europa, evenals het N. en 0. van ons werelddeel, vnl. graphisch. De enkele halfslachtige s., uitgezonderd die van Gregg, worden weinig beoefend. Ned. kent het geom., graphisch en halfslachtig systeem; de graphische systemen domineeren echter. Sommige stelsels spellen orthographisch; de jongere evenwel benaderen den klank. Phonetisch schrijven, hoe aanlokkelijk overigens, vergt meer teekens, schaadt dus de kortheid.

Men onderscheidt vaak bij de beoefening der s. drie trappen:

1° Onverkort- of correspondentie-schrift (alleen bij de oudere stelsels);
2° Verkort- of handelsschrift (100 à 130 lettergrepen per minuut);
3° Kamer- of reporterschrift (tot 250 lettergrepen per minuut).

Lit.: C. A. Steger, De s. in Ned. (1859); Gesch. der snelschrijfkunst (1888); A. E. d’Oliveira, Het Kortschr. (2 dln. 1915); D. De Bruin Jr., Leidraad voor s. (1929); Alb. Navarre, Histoire gén. de la s. (1909); Chr.

Johnen, Allgem. Gesch. der S. (1928); Sir Isaac Pitman, A History of Shorthand (4e dr. z.j.).

Machinestenographie werkt, evenals de handstenographie, met bepaalde afkortingen. Doordat hierbij echter een soort schrijfmachine wordt gebruikt, is ze sneller en bovendien, wat een niet te miskennen voordeel is, veel leesbaarder. Daardoor is, veel meer dan bij de handstenographie, de mogelijkheid gegeven om het opnemen van het dictaat en zijn uitwerking op de normale schrijfmachine te scheiden en door verschillende personen te doen verrichten.

< >