Vorm van oorlogvoering, waarin de tegenstanders langen tijd achtereen op korten afstand van elkander liggen in verdedigingsstellingen. Deed dit verschijnsel zich reeds van oudsher voor bij een belegering, de 20e eeuw heeft den s. op nagenoeg alle operatietooneelen, waar ongeveer gelijk bewapende tegenstanders tegenover elkander stonden, gezien. De afstootende werking van de moderne vuurwapens, vooral van de mitrailleurs, is zoo groot, dat een zelfde aantal manschappen een veel grooter front kan bezetten, dan vroeger het geval was en daarbij de mogelijkheid heeft om een aanvaller tot staan te brengen. Indien het daardoor mogelijk is om het verdedigende front zoodanig uit te breiden, dat het aangeleund is aan de zee, neutrale Staten of ontoegankelijk terrein, dan kan een dergelijke stelling niet worden omtrokken en moet de aanvaller dus trachten haar door een inzetten van een groote overmacht te doorbreken.
Het verzamelen van die overmacht aan personeel en aan materieel, de verkenningen, die hiertoe noodig zijn, alsmede de verbetering van de aanvoerwegen voor al het benoodigde kosten zeer veel tijd, gedurende welken men schijnbaar werkeloos tegenover elkander ligt. Zoo hebben de Russen en de Japanners in den Russisch-Japanschen oorlog tusschen twee veldslagen telkens eenige maanden tegenover elkaar gelegen. Gedurende den Wereldoorlog hebben de tegenstanders op alle fronten gedurende korter of langer tijd noodgedwongen den stellingoorlog toegepast. Ook in den oorlog tusschen Paraguay en Bolivia (1934-’36) trad hij op den voorgrond.
De militaire deskundigen van alle landen trachten middelen uit te vinden, waardoor de s., die lang duurt en uitputtend werkt, tot het verledene zou komen te behooren. Sommigen propageeren hiertoe de „verticale omtrekking”, d.w.z. omtrekking door de lucht; anderen zien het heil in opvoering van de beweeglijkheid door motoriseering van de legers. van Voorst tot Voorst.