Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Stavelot

betekenis & definitie

(Ned. Stablo), stadje in het Z.O. van de prov. Luik. Opp. 5 685 ha, ca. 5 000 inw., vnl.

Kath. Rotsachtige en beboschte omgeving; toeristisch centrum; Amblève (Amel) met bijrivier Eau Rouge. Minerale ijzerhoudende bron: Le Pouhon de Blanchimont. Leerlooierijen, thans in belang verminderd, eertijds van groote beteekenis; door de monniken van S. gesticht rond 1500.

Kerk met talrijke kunstschatten, o.a. de reliekschrijnen van den H. Remaclus en van den H. Poppo ; overblijfselen van de beroemde abdij (zie beneden).

In de omgeving de veel bezochte Coo-waterval.

V. Asbroeck.De voormalige Benedictijner abdij Stavelot (Stabelacus, Stabelaus, Stablo) werd door den H. Remaclus ca. 645 gesticht ter eere van de H.H. Petrus en Paulus. Later werd de stichter er ook de patroon van. S. was in personeele unie met de abdij van Malmédy verbonden en vormde een vazalstaat van het Duitsche Rijk. In 1654 sloot S. zich bij de Bursfelder Congregatie aan.

Voornaamste abten: de H. Poppo (f 1048), die de hervorming van Cluny in Duitschland verspreidde; Wibald (1130-’68). In 1794 werd S. door de Franschen geplunderd en het volgende jaar bij Frankrijk ingelijfd. Van de kerk blijft alleen nog het onderste deel van den toren over; de kloostergebouwen uit de 18e eeuw zijn echter goed bewaard gebleven.

Lit.: E. Michel, Abbayes et Monastères de Belgique (1913) ; Villers, Hist. chronol. des abbés de S. et Malmédy (1878-’80': de Noüe, Etudes hist. sur l’ancien pays de S.Malmédy (1848). De Schaepdrijver.

< >