Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Spijker of nagel

betekenis & definitie

bestaat uit een lange, dunne schacht, aan een zijde eindigende in een punt, aan de andere zijde in een kop, welke al naar gebruik den meest uiteenloopenden vorm kan hebben. De spijker-schacht is meestal rond (pointe de Paris, Philippe Parijs 1832) ; soms pyramidevormig (scheepsnagel); soms vierkant (railnagels).

De schachtlengte varieert van enkele mm (behanger) tot 30 cm en langer (scheepsnagels, kernsteunen). Materiaal is gewoonlijk ijzer; soms messing, koper, zink, hout. Wordt meestal toegepast om twee werkstukken te verbinden: door slagen op den kop wordt de spijker in het te verbinden materiaal (soms pneumatisch) gedreven. Soms als steun of bewapening.

De s. is een massaproduct: vol-automatische fabricage uit plaat- of bandijzer door snijden of ponden; soms smeedproduct (spoorwegbovenbouw). Ontelbare soorten spijkers: behangers, meubelmakers, bouwvakken, schoenmakers, enz. hebben hun speciaalsoorten als zoldernagels, lat- en lijstnagels, heele en halve schotspijkers, sponnagels, schoen-, hoef-, ook 'sierspijkers.

Beynes.

In het bijgeloof genezen de spijkers breuken. Ze moeten dan in een boom worden geslagen. Zijn de koppen door den bast overgroeid, dan is de breuk genezen. Men gebruikt ook wel spelden ervoor. Zulke spijkerboomen vond men op vele plaatsen ter genezing van allerlei ziekten en om zich geluk te verzekeren. Bij natuurvolken worden afgodsbeelden ervoor gebruikt. Knippenberg.

< >