of Soendaasch, Indonesische taal, gesproken in West-Java behalve aan de Noordkust (zie bijkrt. Talen t/o kol. 498 in dl.
XIV) door 8 à 9 millioen menschen (→ Soendaneezen). Met het Javaansch (→ Java, sub IV) komt het in bouw in vele opzichten overeen.
Opmerkelijk zijn voor het S. het intensieve gebruik van typeerende hulpwerkwoorden (raj pijas, bleek worden; rot nginoem, drinken; tjeb melak, planten), het bezit van trappen van vergelijking, de meervoudsaanduiding met behulp van een geïnfigeerde r, de vrije plaatsing van het demonstrativum e.a. Het S. heeft belangrijken invloed uitgeoefend op het Bataviaasch Maleisch, doch heeft zelf den invloed ondergaan van het Javaansch, dat eeuwenlang de taal der toonaangevende kringen geweest is; vandaar, dat het S. ook sociale differentiaties kent (lemes, tegenover meerderen, kasar, tegenover minderen, sedeng, tegenover gelijken), en dat het S. geschreven werd met Jav. letters, behalve in Mohamm. kringen, waar het Arabische schrift in gebruik was.
De laatste 50 jaren heeft het S. echter de gelegenheid om zich vrijer te ontwikkelen, thans vooral door de werkzaamheid van „Volkslectuur” en van het Java-Instituut, die talrijke boeken en tijdschriften, in Latijnsch letterschrift, uitgeven. S.
Coolsma en H. J.
Oosting schreven ieder een woordenboek en een spraakkunst. Van belang zijn verder: Kartawinata, Soendaasch-Hollandsche samenspraken (41915); en J.
Kats en Soeriadiradja, Spraakkunst en Taaleigen van het Soendaasch (21933). Berg.