(Arab. Bilad as Soedan = land der zwarten), uitgestrekt landschap ten Z. van de Sahara, grensland tusschen de woestijn en het tropisch oerwoud, tusschen de Blanken en de Negers, tusschen den Islam en het heidendom.
De S. strekt zich W.—O.-waarts uit, van den Atl. Oceaan tot de Roode zee en het Abessinische hoogland, en bestaat uit den West-S. of het Niger-gebied, den Midden-S. of het gebied van het Tsaad-meer en den Oost-S., gewoonlijk Anglo-Egypt.
S. genoemd, het gebied van den Nijl. De West- en Midden-S. behoren aan Frankrijk en zijn verdeeld in Fransch West-Afrika en Fransch Equatoriaal-Afrika (voor aardr. en economie dezer landen zie men op de trefwoorden ➝ Fransch West-Afrika en ➝ Fransch Aequatoriaal-Afrika; voor de missies aldaar zie de kaart van ➝ Afrika tegenover kolom 537), terwijl de Eng. kolonie ➝ Nigeria ook tot in den Midden-S. reikt.
De Oost-S. behoort geheel aan Engeland.Anglo-Egyptische Soedan, Eng. kolonie ten Z. van Egypte (I 536 F/G 3). De A.E.S. wordt omgeven door Egypte, Libye, Fr. Equat. Afrika, Belg.-Kongo, Oeganda, Abessinië en Erythrea, terwijl hij in het N.O. aan de Roode Zee grenst. Het is het gebied van den ➝ Nijl, waarin talrijke zijrivieren uitstroomen. Vooral in het regenarme N. deel hebben de rivieren groote beteekenis voor de irrigatie, vooral de Blauwe Nijl, waarin bij Sennaar een stuwdam werd gebouwd. Het N. deel wordt ingenomen door de ➝ Nubische woestijn.
Het Z. van den Anglo-Egypt. S. is met savannen bedekt, zelfs komt hier en daar het oerwoud voor; verder N.waarts steppen en woestijnen. Het savannenen steppengebied heeft een rijke fauna: gazellen, antilopen, giraffen, terwijl in de moerassige streken nijlpaarden, krokodillen en vele vogelsoorten worden aangetroffen. De bevolking is evenals die van den geheelen S. sterk gemengd. Negers en Hamito-Semieten vormen de rassen, waaruit de kleurlingen ontstonden. De Hamieten in het N.O. deel zijn veeteelt-nomaden, in het N.
Nijldal houden zij zich met de dadelpalmcultuur bezig, meer naar het Z. overheerscht de teelt van negerkoren, terwijl ook veeteelt en jacht worden beoefend. De Engelschen ontsloten in den modernen tijd uitgestrekte gebieden door irrigatie en den aanleg van spoorwegen; de katoenteelt werd zeer belangrijk. Een spoorlijn komt uit Egypte en splitst zich te Atbara in een tak naar de haven Port Soedan en het katoendistrict Kassala, de tweede tak voert langs Chartoem en Sennaar naar El Oebeid in Kordofan.
Geschiedenis. In de Oudheid stonden de Nubiërs onder Egypt. invloed; ze werden tot het Christendom bekeerd, maar in de 19e eeuw gingen zij tot den Islam over. Later werd een Mohamm. dynastie gesticht, die veel macht uitoefende. Na het midden der 19e e. kreeg Egypte en daarmede Engeland steeds meer invloed, waartegen zich de ➝ Mahdi in 1881 fel keerde: hij onderwierp den geheelen Oost-Soedan. De Eng. gouverneur Gordon werd 26 Jan. 1885 vermoord. In 1896 begon Kitchener aan de herovering van den S., die in 1899 tot een goed einde werd gebracht.
Door het verdrag van 19 Jan. 1899 werd de Oost-S. onder gemeenschappelijk bewind van Egypte en Engeland gesteld. In 1926 hield de Egypt. invloed in den Soedan op.
Lit.: Budge, The Egyptian Sudan (2 dln. 1907); Tauxier, Etudes soudanaises (1921); Stern, Der A. E. S. (1928)
Missie. De Anglo-Egyptische Soedan vormt één apostolisch vicariaat, nl. van Kartoem, bediend door de Zonen v. h. H. Hart van Jezus van Verona (zie kaart ➝ Afrika, t/o kolom 537). Van de ruim 4,5 millioen inw. zijn nog slechts ruim 4 500 Katholiek.