Ontleent haar naam aan haar eigenaardige versiering. Deze is als met touwtjes verwezenlijkt, welke horizontaal op de bovenste helft van de vaas in de nog weeke klei ingedrukt schijnen.
Dit touw- of snoermotief is zonder twijfel afgekeken van vlechtwerk. Als voornaamste vormen van deze ceramiek komen voor: de beker met kort rond onderdeel en lanSnoerceramiek.
Bolvormige amphora. gen cylinderhals en de bolvormige amphora met korten rand en kleine oortjes op den wand. Deze ceramiek dateert uit het Steenen tijdvak en hoort vnl. thuis in Thüringen, van waaruit ze over geheel Duitschland en aangrenzende gebieden verspreid is geworden.
Zulke verspreiding is niet denkbaar zonder volkenbeweging. De snoerceramiek komt meestal in graven voor.
Ze behoort tot een visschers- en jagersvolk, dat geen vaste woningen betrokken heeft.Lit. : Götze, Die Gefäszformen und Ornamente der neolithischen schnurverzierten Keramik im Fluszgebiete der Saale (1891); Déchelette, Manuel d’Archéol. Prehist. (I 1908); Schuchardt, Alteuropa (21926); Ebert, Reallexikon der Vorgesch. (XI 1927-1928, s.v. Schnurkeramik). R. De Maeyer.