is een verzamelnaam voor het half- of eindproduct van het smeden: een vormbewerking van metalen door middel van hameren, waarbij steeds de elasticiteitsgrens, zoo mogelijk nimmer, tenzij opzettelijk bij het afhakken, de vastheid van het te bewerken materiaal wordt overschreden. Bij het smeden wordt het materiaal gebogen, gestrekt, gestuikt of afgehakt.
Is de vormveranderingsbewerking uitsluitend een persen of walsen, dan noemt men het eindproduct dienovereenkomstig perswerk (auto-carrosserie), walswerk (rail) en spreekt men niet van smeden.Afhankelijk van het materiaal naar soort (ijzer, koper) en vorm (staaf, plaat) geschiedt de bewerking koud of warm. De gewenschte tijdelijke verlaging van de elasticiteitsgrens wordt meestal bereikt door verhitting in een smidsvuur of vlamoven (oliebranders). De smid brengt het te bewerken materiaal op het aambeeld, waarop de noodige mallen, messen of pennen worden gestoken, bewerkt het werkstuk zelf met de bankhamer of zijn hulp, de voorslager, hanteert de voorhamer. Ofwel het smeedstuk wordt onder de lucht- of stoomhamer gebracht, of tusschen de bekken van de smeedmachine. Kennis van de voor elk materiaal verschillende, juiste smeedtemperatuur, ook in verband met de homogeene structuur van het smeedstuk, is van zeer groot belang. Smeedtemperatuur voor bijv. hard staal is de geelgloeihitte: 1100° C. Door goed smeden kan de structuur van het materiaal verbeteren: dichter, kleinere kristallen en daarmede verhooging van trek- en breukgrenzen.
Dc technische smeedstukken vinden de meest uiteenloopende toepassingen in zeer verschillenden vorm als assen, drijfstangen, klinknagels, machine-onderdeelen, pijpen, veeren, enz.
Beijnes.