Ongeveer 2½ m lange, ½ m breede, vaak gebatikte of eigen geweven doek, door de vrouwen van vsch. volken in Ned.-Indië voor vsch. doeleinden, vooral echter als draagdoek gebruikt. De bekende Javaansche danseressen (➝ ronggèng, tlèdèk, bedojo, serimpi) maken er bij haar dansen geregeld technisch gebruik van.
Olthof.