Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Sleeswijk-Holstein

betekenis & definitie

(Schleswig-H.), provincie van Pruisen. Opp. 15072 km2.

Ca. 1 600 000 inw. (92% Prot., 2,5% Kath.). S.

H. bestaat uit de, tot 1864 aan Denemarken behoorende hertogdommen Sleeswijk-Holstein en Lauenburg. Verder behooren ook Helgoland en eenige andere eilanden tot de prov.

S.H. ligt over het geheel in de Noord-Duitsche vlakte. De Noord-Duitsche landrug heeft echter als hoogste punt in S.H. de Bungsberg (164 m).

Van de oudere gesteenten komen alleen bruinkool-, krijt- en Zechsteinvormingen voor, doch alleen als onderlaag; aan de oppervlakte vindt men slechts Diluvium en Alluvium. In het N.O. vele heuvels en meren, o.a. het Plönermeer (30 km2).

Langs de Oostzee klei (roggebouw), in het W. groote heidevelden en venen. Langs de Noordzee kleipolders.

In de 19e eeuw werd door inpoldering veel land bijgewonnen.

Duinen bevinden zich slechts op enkele plaatsen.

De Oostzeekust is zeer geleed (Kieler Förde, Eck förde, Schlei, baai van Flensburg). Elbe en Eider zijn de voornaamste rivieren.

Kanalen: Keizer Wilhelmkanaal (1895 geopend), Eiderkanaal, Elbe-Trave-kanaal.Het klimaat is door den invloed van de zee gematigd. Middelen van bestaan. 51,8% van den bodem is landbouw- en tuinbouwland (haver, tarwe, gerst, aardappelen, suikerbieten, koolgewassen), 26,8% grasland (veeteelt: runderen, paardenfokkerij, varkens, pluimvee), 7,7% bosch, 1,9% woeste grond. Ontginning van gips, kalksteen en zout. Leder-, ijzer-, textiel- en tabaksindustrie (vnl. in Kiel, Altona, Neumünster en Flensburg). In Kiel scheepswerven. Brunsbüttel, Glückstadt en Altona zijn belangrijke zeevisscherijplaatsen.

Kustvisscherij in de Oostzee. Verder aan de gelede kust veel vreemdelingenverkeer.

De provincie vormt één regeeringsdistrict; zetel der regeering is Kiel.

Lit.: H. Sievers, Länderkunde von S. H. (1925).

Geschiedenis. Sleeswijk was in den tijd van Karel den Grooten een hertogdom tegen de Denen; Koenraad II stond het in 1035 aan den Deenschen koning Kanoet den Grooten af. Het werd door stadhouders bestuurd, die in hun streven het leen erfelijk te maken, steun zochten bij de graven van Holstein. Het gevolg was, dat S. in 1375 met Holstein vereenigd werd en na langdurigen strijd tegen Denemarken bleef S.-H. sinds 1460 een Deensch leen. De beide hertogdommen werden later meermalen onder de verschillende erfgenamen van de Gottorpsche en de Sonderburger linie verdeeld tot zij door een verdrag tusschen koning Christiaan VII van Denemarken en Paul I van Rusland uit het huis Holstein-Gottorp geheel aan Denemarken kwamen met een groote mate van zelfbestuur. Holstein werd wegens zijn Duitsche bevolking in 1815 als lid aangenomen van den Duitschen Bond.

Denemarken trachtte van zijn kant Sleeswijk in te lijven, hetgeen onder Frederik VII in 1848 geschiedde. De Duitsche Bond zond een leger onder Wrangel, dat Denemarken tot den vrede dwong. De Londener Protocollen (1852) bepaalden, dat na den dood van Frederik VII zou opvolgen Christiaan van Sonderburg-Glucksburg, met voorbijgaan van de oudere linie van Augustenburg, en dat de hertogdommen hun afzonderlijke rechten en gewoonten zouden behouden. Nochtans gaf Frederik VII enkele maanden voor zijn dood een grondwet, die ook voor de hertogdommen zou gelden, waarmee zij practisch ingelijfd werden. Hiertegen kwam Frederik van Augustenburg in verzet, die in S.-H. erkend werd. Toen bezetten Pruisen en Oostenrijk de hertogdommen en Denemarken moest ze bij den vrede van Weenen (1864) af staan; ze werden voorloopig door Pruisen en Oostenrijk gemeenschappelijk bestuurd: Sleeswijk door Pruisen, Holstein door Oostenrijk (verdrag van ➝ Gastein).

Oostenrijk riep de standen van Holstein bijeen, opdat deze zelf over hun lot zouden beslissen, hetgeen Bismarck een verbreking van het verdrag van Gastein verklaarde. Hieruit ontstond de oorlog tusschen Pruisen en Oostenrijk; bij den vrede van Praag (1866) werd Pruisen gemachtigd de hertogdommen in te lijven, die een Pruisische provincie werden. In 1920 liet de Volkenbond krachtens den vrede van Versailles in Noord-Sleeswijk een volksstemming houden, met het gevolg, dat een stuk tusschen Flensburg en Tondern, de zgn. Clausen-linie, bij Denemarken is gekomen.

Lit.: G. Waitz, S. H.s Geschichte (2 dln. 1851-’54).

Derks.

< >