(Arab., = partij), naam van een groep sekten, de Sji'ieten, in den Islam, die ➝ Ali en zijn nakomelingen als alleen wettige opvolgers in het kalifaat beschouwden en zich daarom van de ➝ Soennieten afscheidden.
Tengevolge van hun gering succes op politiek terrein kwam reeds zeer vroeg het religieuze element meer naar voren. De vermoorde Alieden, vooral Hoesain, werden en worden nog als martelaars vereerd; men voert passiespelen te hunner eere op. In sommige Sji'ietische sekten is de vereering van Mohammed’s familie uitgegroeid tot een pantheïseerende leer. In Mohammed en zijn nakomelingen manifesteert de godheid zich uitwendig, ofwel doordat een goddelijke lichtsubstantie in hen neerdaalt (bij de Imamieten), ofwel door een totale vergoddelijking (in allerlei sekten: ➝ Karmaten, Isma'ilieten, ➝ Droezen, ➝ Noesairi 's).
Volgens allen zijn de opvolgers van Mohammed in de leiding der Mohamm. gemeente (➝ imam) zelfstandige verklaarders der openbaring en als zoodanig onfeilbaar en onzondigbaar; zulks in tegenstelling met de Soennitische kaliefen. De rij der imam’s werd met den dood van den twaalfde afgesloten, waarna de theorie ingang vond van den verborgen imam, die onzichtbaar de gemeente blijft besturen, tot hij op het einde der tijden als ➝ Mahdi weer zal verschijnen; aldus de Imamieten, die in Perzië ca. 8 millioen aanhangers tellen. Anderen beschouwen als zoodanig den zevenden imam Isma'il; huidige leider van deze Isma'ilieten, die vooral in Britsch-Indië gevonden en daar Khodja’s genoemd worden, is de Aga Khan. Het totale aantal Sji'ieten is op ca. 15 millioen te schatten. Hun heilige plaatsen zijn vooral: Nadzjaf, Karbala, Kazimain, Samarra en Masjhad.
Lit.: D. Donaldson, Sji'ite Religion (1933); Lammens, L’Islam (1926).