(folkl.). Sommige volksgebruiken staan in verband met het Germaansche Midzomer- of Zonnestilstandsfeest, dat ongeveer samenviel met het feest van S. ➝ Joannes den Dooper (24 Juni).
In stroomend water baden werd gekerstend door de herinnering aan Jesus’ doopsel in den Jordaan. Met den weerzegen was steeds het lezen van het St.-Jansevangelie verbonden.
De Sint-Janskles te Blitterswijk herinnert aan het Duitsche „Wetterlauten” voor een goeden oogst. Het St.-Janskruid is ook de tooverwereld binnengebracht als Fuga daemonum of Jaag-den-duivel; het komt ook in de heksenprocessen voor, vandaar: Heksenkruid, gekerstend als: Herrgottsblut, Christi Kreuzblut of Christi Wunderkraut; in volksgeloof ook aangewend tegen brand, vooral door bliksem: in Limburg donderkroet of hommelskroet; elders in Sint-Janskrans en Sint-Janstros, thans uit allerlei planten bestaande, vooral noteblad, waaraan ook vruchtbaarheidszegen werd toegeschreven.
Het Sint-Janskruid werd geplukt in den Sint-Jansnacht, geheimzinnigen toovemacht, waarin het gevaarlijk was uit te varen; dan werd ook de dauw opgevangen, heilzaam bij ziekte, vandaar het thans ontaarde dauwtrappen op Sint-Jansdag. De oppe-rîd op Terschelling was oorspronkelijk een rijdende processie om oogstzegen.
De Sint-Jansvuren zijn nog overblijfsels van het zomeroffer, ook noodvuren.Lit.: Jos. Schrijnen, Ned. Volkskunde (I 21930); H. H. Knippenberg, Sint-Jansgebruiken, in Eigen Volk (I 1929). Knippenberg.