Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Silezië

betekenis & definitie

A) Aardrijkskunde

S. is een gebied in het O. van Midden-Europa; het behoort hoofdzakelijk tot Duitschland, verder tot Polen en Tsjecho-Slowakije.

Pruisisch-Silezië bestaat uit Neder- en → Opper-Silezië, resp. met een opp. van 26.601 en 9714,5 km2, en resp. ca. 3.220.000 (29,5 % Kath.) en 1.500.000 inw. (88,5 % Kath.). Dwars door S. stroomt de Oder in een laagland. Op den Z.W. rand van S. liggen o.a. de Sudeten met Reuzengebergte (Schneekoppe 1603 m), Eulengeb., Glatzergeb. (Gr. Schneeberg 1 422 m). In de inzinking ten Z.W. van Breslau een Tertiair vulkaanlandschap (Zobten 718 m, Geiersberg 573 m, Mittelberg 415 m). S. heeft een continentaal klimaat.

De bergstreken zijn guur. Jaarlijksche neerslag in de vlakte 500-600 mm, in het gebergte ruim 1100 mm. Ca. 65 % van den bodem in gebruik voor landbouw (rogge, tarwe, gerst, haver, aardappelen, suikerbieten): Neder-Silezië is het voornaamste landbouwgebied van Pruisen. Van de opp. is 28,9 % in Neder- en 27,6 % in Opper-S. met bosch bedekt. S. is rijk aan steenkolen. Het kolengebied heeft een opp. van ca. 800 km2.

De kolen liggen zeer diep. Voornaamste gebied op den rechter oever van de Oder in Opper-S. Voornaamste industrieplaatsen in Pruisisch-S.: Beuthen, Gleiwitz, Ratibor, Oppeln (metaal, tabak, brouwerij). Het belangrijkste deel van het steenkolengebied behoort echter aan Polen: in 1925 leverde geheel S. 35,7 millioen ton kolen, waarvan het Duitsche deel 14,27 het Poolsche deel 21,42 millioen ton. In de Sudeten glas- en aardewerk-industrie (centrum Waldenburg). Handelscentrum en grootste industriestad is Breslau.

Poolsch-Silezië of Slask heeft een opp. van 4 230 km2 en telt ca. 1 300 000 inw. Hoofdstad Katowice. Zeer belangrijk industriegebied door zijn rijkdom aan mineralen (steenkolen, ijzer, zink). Industriesteden o.a. Katowice, Königshütte, Myslowice, Mikolow, Rybnik, Plzczyna (Pless), Tarnowskie Góry en Lubliniec.

Tsjecho-Slowaaksch Silezië of Sleszko heeft een opp. van ca. 4423 km2 en telt ca. 675.000 inw. (48 % Tsjech., 40 % Duitschers), waarvan 84 % Kath. Tamelijk ruw klimaat. Neerslag ca. 700 mm. Veel landbouw (46 %) en bosch (34 %). Verder ook veeteelt, mijnbouw (steen- en bruinkolen, ijzer) en industrie (machines, ijzerwaren, staal, textielwaren). Hoofdstad Opava (Troppau).

Lit.: Partsch, S. (2 dln.) ; Sorg, S. (1927).

B) Geschiedenis

Sinds de 10e eeuw behoorde S. tot Polen. Keizer Frederik Barbarossa verdeelde het onder de 3 zonen van den Poolschen koning, waarna het in vsch. hertogdommen uiteenviel. De Silezische hertogen onderwierpen zich aan Bohemen en kwamen aldus onder het huis Habsburg. De voorn. hertogdommen waren Jägerndorf, Liegnitz, Brieg en Wohlau, waarop Frederik de Groote van Pruisen, steunend op verouderde verdragen, aanspraak maakte. Zoo ontstonden de drie Silezische oorlogen. Bij den eersten bezette Fred. zonder oorlogsverklaring S. en werd verslagen bij Mollwitz (1741), doch behaalde in 1742 twee overwinningen; hij dwong Maria Teresia Opper- en Neder-Silezië af te staan (vrede van Breslau); slechts een klein deel bleef aan Oostenrijk.

Den tweeden Sil. Oorlog (1744-’45) ondernam Frederik, omdat hij, wegens de successen, die Oostenrijk tegen zijn andere vijanden behaalde, bevreesd was S. weer te zullen moeten afstaan. Hij overwon bij Hohenfriedberg, Soor en Kesselsdorf en sloot den vrede van Dresden (1745), waarbij de vorige vrede bevestigd werd. De derde Sil. Oorlog (1756-’63), een poging van Maria Teresia om S. te herwinnen (→ Zevenjarige Oorlog), eindigde met den vrede van St. Hubertusburg, waarbij het veroverde definitief aan Pruisen bleef.

Bij de vredes van Versailles en St. Germain (1917) kwam Oostenrijksch S. aan Tsjecho-Slowakije, terwijl Pruisisch Opper-S. aan een volksstemming onderworpen werd. Bij deze, gehouden 1921, bleef het grootste gedeelte aan Pruisen, doch het economisch waardevolste (mijnen, industrie) kleinere deel kwam aan Polen. In 1922 sloten Duitschland en Polen te Genève een verdrag voor den duur van 15 jaar, waarbij zij wederzijds beloven hun minderheden op voet van gelijkheid te behandelen.

Derks.

Lit .: Morgenbesser, Gesch. von S. (1908); O. Meyer, S. in der Deutsch. Geseh. (in: Hist. Zeitschr. 155, 1936).

< >