Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Sibrandus Sixtius

betekenis & definitie

Priester. * Ca. 1568 te Oosterwierum (Friesl.), ♱ 9 Jan. 1631 te Amsterdam. Arbeidde tot ca. 1593 in Friesl., daarna in het bisd.

Haarlem, eerst als ambulant missionaris, vervolgens met vaste statie te Amsterdam. Door Sasb.

Vosmeer benoemd tot vicaris van het bisdom Haarlem (1611). Hij is een der ijveraars voor de stichting van het Leuvensche priestercollege Pulcheria (1617) en bestuurde met vaste, volgens de pauselijke nuntii vaak te harde hand het aan de jurisdictie van het Haarlemsche kapittel onderworpen deel der ➝ Hollandsche Zending (nl. de oude bisdommen Haarl., Leeuwarden en Groningen).

Hij was een eenigszins heerschzuchtig regent, maar een priester van apostolischen ijver.Lit.: Hensen (in: Nw. Ned. Biogr. Wbk. IV, 1246; aanvullend materiaal in Arch. aartsbisd. U. dl. 50, passim); Cornelissen, Rom. Bronnen (I, passim).

< >