Rechterzijrivier van de Maas (zie krt. dl. IV kol. 400 D3); ontspringt in de omgeving van Aarlen, op ruim 400 m hoogte; vloeit in de Westelijke richting door twee landschappen, nl.: de streek van Gaumais of La Gaume, opgebouwd uit Triasen vooral Juralagen, en de Ardennen, samengesteld uit Cambrische en oud-Devoonformaties; te Laval-DieuMonthermé in Frankrijk mondt de S. in de Maas uit.
In haar bovenloop, die samenvalt met de secondaire ontsluitingen, heeft de S. een tamelijk breed dal, zonder steile oevers; de benedenloop echter, in de primaire Ardennen-sedimenten, ligt in een diep ingesneden dal, dat menigvuldige kronkels vertoont.
De S. heeft een kilometrisch verval van ongeveer 1,30 m. De S. vangt talrijke zijrivieren op in het Ardensch gedeelte, w.o. de Vierre en de Rulles; het getal der linkerzijrivieren is zeer klein, vooral in het land van Gaumais, waar zich trouwens ook de invloed der cuesta’s doet gelden.
Het dal wordt druk bezocht door talrijke toeristen, dank zij het prachtige natuurschoon van de insnijdingsmeanders met hun vaak rotsachtige, steile wanden, de dichte bosschen, de rustige dorpjes, de ruïnes, vooral die van Bouillon, die, naast de tabakcultuur, de eigenaardige aantrekkelijkheid vormen van het kronkelige Semois-dal.
Lit.: talrijke brochures over het natuurschoon en over → Bouillon.
V. Asbroeck.