(geol.), gesteenten, die door afzetting (→ Af zetten) gevormd zijn. Sedimentatie is een van de belangrijkste processen der gesteentevorming (petrogenese) en aan de aardoppervlakte het heste waar te nemen.
Men onderscheidt de s. naar hun oorsprong inklastische s.ofgruisgesteenten, chemische en organogene s. Naar het afzpttingsgebied: zee of vastelanden, inclusief het zoete water, kent men → mariene en terrestrische afzettingen.
Tot de laatste behooren de anemogene of aeolische s., die door den wind ter plaatse zijn gebracht, zooals bijv. de löss van Zuid-Limburg en Haspengouw. Verder fluviatiele s. (rivierzand e.d.), lacustre s. (meerafzettingen), vulkanische s. (tuffen), glaciale s. (moreenes), e.a.
De voornaamste s. zijn: grind, zand, klei (resp. conglomeraat, zandsteen en kleischalie indien verhard) onder de gruisgesteenten. Identiek met deze indeeling volgens de korrelgrootte is die in psephieten (het grofste), psammieten en pelieten, welke woorden vooral in samenstellingen en als adjectief gebruikt worden.
Kalksteen is evenals steenkool een organogeen s., zout een chemisch s. Mergel is een mengsel van zand en kalk, leem een kalkarme, zandige klei.
Dolomiet is een door diagenese veranderde kalksteen, meestal korrelkalk. Jong.