Begrip
S. is gewone angstvallige en tot strengheid geneigde gewetensgesteltenis, omtrent beloopen schuld of omtrent de zedelijke verplichting van iets te laten of iets te doen, in het bijzonder van zijn zonden te biechten. Zulk scrupuleus geweten moet wel onderscheiden van een nauwgezet geweten, dat nl. zonder angstvalligheid en uit liefde tot God ook de kleinste wezenlijke zonden tracht te vermijden, en daarom lof verdient. Een scrupel is ook te onderscheiden van gewetensangst; de eerste is een al te streng zedelijk oordeel met zenuwachtige vrees gepaard; de laatste daarentegen kan ook een gewettigde vrees beteekenen.
Niet zelden heeft de s. uitsluitend op één of enkele punten betrekking en is de betrokkene nopens andere punten te laks. S. worde niet op de eerste plaats als een „bekoring van den booze” beschouwd, maar veeleer als een psychopathologisch verschijnsel, soms wortelend in een echte phobie van godsdienstigen aard, nl. een psychisch abnormale en slecht begrepen vrees voor het kwaad, voor God en zijn straffen; de duivel kan toch dien indruk ten kwade benutten en op de spits drijven. Kenschetsend van s. is het angstgevoel, dat de lijder onbekwaam is te beheerschen of af te leggen; herhaaldelijk onderzoeken en den biechtvader raadplegen en toch stijfhoofdig blijven tegenover diens oordeel; verstrikt geraken in immer nieuwe bijzonderheden en kleinigheden; doodzonde zien, waar goede christenen met gezond verstand althans geen groote schuld vermoeden: de benevelde en verwarde rede controleert en beheerscht niet meer de opgezweepte verbeelding en de vreesindrukken, en deze zijn met niet door rechtstreeksche redeneering te genezen Ofschoon s. zeker voordeel kan voortbrengen, bijv. de ziel zuiveren van hoogmoed, gebreken en zonden, en haar behoeden voor gevaren, is er doorgaans grooter nadeel mede verbonden, zoowel voor lichamelijke gezondheid en goede levensvreugde, als voor het normale evenwicht tusschen verstand, verbeelding en gevoel, dat tot krankzinnigheid toe verstoord kan worden. De scrupuleuze verliest veel tijd en maakt zich onbekwaam tot velerlei nuttig werk; hij verwaarloost ernstige ascese en godsvrucht, ja door wanhoop kan hij tot laksheid en tot een zondig leven vervallen. Het is dus van groot belang, dat hij zich zoo goed mogelijk van zijn pijnlijke en gevaarlijke psychische gesteltenis trachte te genezen.
Behandeling Beslist zal hij vermijden al wat de s. nog verergeren zou, als lezing van theologische of eenzijdig ascetische boeken; eenzaamheid en ledigheid (te verhelpen door intense bezigheid, vooral lichamelijk werk, en door gezonde ontspanning); herhaaldelijk in de biecht op het verleden terugkomen (indien zijn vroeger gedrag zondig was, dan doe hij eens, maar ook niet meer, een algemeene biecht); valsche opvattingen min of meer bewust koesteren, alsof God slechts een onverbiddelijke rechter was, alsof een inwendige indruk of gedachte steeds met toestemming van den wil gepaard ging, alsof men in moreele zaken naar mathematische zekerheid moest streven, alsof de mensch de oplossing zijner gewetensmoeilijkheden zelf moest vinden en duidelijk inzien. Bovenal schenke de angstvallige zijn volle vertrouwen aan een bekwamen vasten biechtvader, want alleen door blinde gehoorzaamheid aan het woord van Gods vertegenwoordiger kan hij genezen. Hij moet overtuigd zijn en nederig aannemen, dat zijn gemoedsgesteltenis niet normaal is, dat hij zelf niet kan oordeelen over zijn gewetenstoestand, dat God dus van hem, meer nog dan van anderen, vraagt dat hij zich late leiden. Van ziin kant zal de priester met onverstoorbaar geduld en vaderlijke goedheid, maar ook zeer duidelijk en vastberaden, richting geven; schadelijke onwetendheid opklaren, bijv. omtrent de kuischheid; opleggen zich niet te verontrusten noch te spreken in de biecht over het verleden, tenzij het klaarblijkelijk een buitengewoon en zwaarwichtig geval gold, dat zeker nooit in eenige biecht begrepen was; en voor de toekomst alle onderzoek, en alle gedachte van door te handelen doodelijk te zondigen, van kant schuiven, ten ware men, in een nieuw geval, dadelijk en klaarblijkelijk de zwaarwichtigheid er van inzag. Met één woord: voor een scrupuleuze, zoowel wat het verleden als wat de toekomst betreft, geldt alleen klaarblijkelijkheid, d.i. zulke zekerheid als twee en twee vier is. In acute gevallen, als de scrupels zeker in een zware abnormaliteit wortelen, kan men de medewerking van een bekwamen Katholieken psychiater inroepen.
Lit.: alle boeken, die de theologische zedenleer en de praktijk van den biechtstoel behandelen. De biechtvader oordeele of hij den scrupuleuze een der vele goede boekjes daarover voorzichtig ter lezing kan aanbevelen. Onder de theoretische werken vermelden wij slechts: Eymieu, Le gouvernement de soi-même (dl. 2, Obsessions et scrupules, 1906); Gemelli, De scrupulis: Psychopathologiae specimen (Florence 1913); d’Agnel en d’Espiney, Le scrupule (1929); de Lehen, De weg van den inwendigen vrede (1930).