Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Schrijnen

betekenis & definitie

1° Josef Carel Frans Hubert, Klassiek philoloog; broer van 2°. * 3 Mei 1869 te Venlo, ✝ 26 Januari 1938. 1894 priester gewijd en leeraar te Roermond; 1910 lector, 1912 bijzonder hoogleeraar, 1921 buitengewoon hoogleeraar te Utrecht; 1923 professor te Nijmegen in Gr. en" Lat. taalkunde, alg. taalwetensch. en volkskunde ; 1924 geheim kamerheer, in 1929 huisprelaat van Z.H. den Paus, in 1927 lid van de Kon. Academie van Wetenschappen.

In de taalkunde is S. vooral bekend door zijn praeformantentheorie; in de taalwetenschap legde hij nauw verband tusschen taal en cultuur, en wees op het bestaan van een Oud-Christ. groeptaal; hij gaf als eerste een synthetisch overzicht van de Ned. volkskunde. Uitnemend zijn zijn verdiensten voor en bij de stichting der Kath. universiteit te Nijmegen, waarvan hij de eerste rector-magnificus werd.Voorn. werken: Handl. bij de studie der vergel. Indog. taalwetenschap (21924; Duitsche vert. van W. Fischer 1920); Ned. Volkskunde (I 21930, II 21933); Uit het leven der Oude Kerk (1919); Charakteristik des altchristl. Latein (1932) ; Essai de bibliographie de géographie linguist. générale (1933). Zr. Agnes.

2° Laurentius Josephus Antonius Hubertus, Ned. bisschop; broer van 1°. * 30 Juli 1861 te Venlo, ✝ 26 Maart 1932 te Roermond. PriesMgr. L. J. A. H. Schrijnen. ter gewijd in 1885.

Tot 1909 was S. verbonden aan het bisschoppelijk college te Roermond, sinds 1897 had hij de leiding. Nadien was S. de directeur van Rolduc tot 1914, toen hij benoemd werd tot bisschop van Roermond; tot aan zijn dood heeft hij deze waardigheid bekleed. de Haas.

< >