of dwarsligging (verlosk.), zoodanige positie van de ongeboren vrucht, dat de schouder zich aan den baarmoedermond en bij den bekkeningang bevindt. Bij s. van een voldragen kind is een spontane baring volstrekt uitgesloten, zoodat tijdig maatregelen genomen dienen te worden ten einde groote moeilijkheden bij de baring te ontgaan.
Castelein.