(sterrenk.). Overal buiten de polen en den aequator beschrijven de hemellichamen dagelijks cirkels aan den hemelbol, die scheef op het vlak van den horizon staan.
Naar den aequator toe nadert die stand tot loodrecht, naar de polen toe tot horizontaal. Daarom heet de hemelbol (spheer) op middelbare breedten scheeve spheer. P. Bruna.