(sterrenk.). Een maans- of een zonsverduistering kan alleen plaats hebben, als volle resp. nieuwe maan dicht bij een knoop (d.i. snijpunt van schijnbare zons- en maansbaan) voorvalt.
De s. is nu een periode, welke ingevoerd is door de Babyloniërs en welke vrijwel 223 synodische maanden (van volle maan tot volle maan of nieuwe maan tot nieuwe maan), 242 draconitische maanden (van knoop tot knoop) en 239 anomalistische maanden (van perigaeum tot perigaeum) bevat. Na verloop van dezen tijd is het dus weer volle maan resp. nieuwe maan bij denzelfden knoop.
De s. bevat verder vrijwel een geheel aantal draconitische jaren (waarin de zon van knoop tot knoop loopt). Dus na dien tijd is ook de zon in denzelfden stand t.o.v. den knoop teruggekeerd en er heeft dus weer een verduistering plaats.
De s. bedraagt 6585 1/3 dagen, d.i. 18 jaar en 10 of 11 dagen. Na verloop van dezen tijd sinds een verduistering vindt er dus weer een plaats.
Hoewel zich dit niet in het oneindige herhaalt, omdat de s. niet precies een gemeen veelvoud is van genoemde maans- en zonsperioden, kunnen de maansverduisteringen zich 60 perioden (meer dan 1000 jaar) herhalen, de zonsverduisteringen tot 70 sarosperioden (meer dan 1200 jaren).Voorbeeld van herhaling van zonsverduisteringen volgens de sarosperiode: 7 Aug. 1850; 18 Aug. 1868; 29 Aug. 1886; 9 Sept. 1904; 21 Sept. 1922. Deze reeks begon in het jaar 1219 en eindigt in de 26e eeuw.
P. Bruna.