Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Saro(e)ng

betekenis & definitie

(Mal., Jav., Soend.), scheede, omhulsel, maar meer speciaal gebruikt van het kleedingstuk ter bekleeding van onderlijf en beenen en bestaande uit twee aan elkaar genaaide bont geweven of gebatikte doeken, algemeen in den Ned.-Indischen archipel door de Inheemschen, zoowel mannen als vrouwen, gedragen. Vroeger waren saroeng en kabaja ook voor Europ. dames de gewone dracht in huis. Olthof.

< >