Ned. letterkundige. * 4 Febr. 1769 te Amsterdam, † 15 Mei 1845 aldaar. Promoveerde in de rechten te Leiden in 1790, vestigde zich als advocaat te Amsterdam, nam levendig deel aan de omwenteling van 1795, werd in 1804 uit zijn betrekking ontzet, in 1813 benoemd tot directeur van politie te Amsterdam.
Rhetorisch dichter uit de school van Helmers, en bestrijder van Da Costa.Voorn. werken: Walwais en Adelheid (1812); De Roem (in twee zangen, 1814); Polydoros (1814); De slag van Algiers (1816); Adel en Mathilda (1818): Mengel-en Tooneelpoëzij (5 dln. 1818-'21); De Sadduceeën van Mr. Is. Da Costa (1824, 1825); Welmeenende toespraak aan jeugdige dichters (1826); Nieuwe Dichtbundel (1831); voorts geschriften van staat- en oudheidkundigen aard, pamfletten, vertalingen. Asselbergs.