Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Samuel

betekenis & definitie

1° Adolphe, Belg. componist; vader van 2°. * 11 Juli 1824 te Luik, ✝ 14 Sept. 1898 te Gent. Leerling van de Luiksche en Brusselsche conservatoria. 1e Prijs van Rome (1845).

Bestuurder van het Gentsch Conservatorium (1871), lid van de Académie Royale de Belgique; stichter van de Concerts Populaires te Brussel (1865). Bewonderaar van Berlioz, Liszt en Wagner, ondergaat hij den invloed van deze meesters in het grootste deel zijner werken, waaronder het oratorium Christus (1894) het meest bekend is. v. d.

Borren.2° (Samuel-Holeman) Eugène, Belg. componist; zoon van 1°. * 30 Nov. 1863 te Schaarbeek (Brussel). Zijn belangrijkste werk is een kort lyrisch drama, La Jeune Fille à la Fenêtre (1900), dat in menig opzicht als anticipeerend beschouwd kan worden. v. d. Borren.
3° Sir Herbert, Eng. staatsman. * 6 Nov. 1870 te Liverpool, van Joodsche afkomst. Sedert 1902 is hij liberaal lid van het Lagerhuis; minister 1909-1916; postmaster-general in 1910 en 1916; 1920-’25 oppercommissaris voor Palestina; minister van Binnenl. Zaken 1931-’32 in het kabinet Mac Donald.

Werken: Liberalism, an attempt to state principles and proposals (1902); The war and liberty (1917); Philosophy and the ordinary man (1932). Cosemans.

< >