(mv. sögur) is een Oud-Noorsch of Oud-IJslandsch proza-epos met sterk verlegendariseerden historischen inhoud. Waarschijnlijk sinds de 10e eeuw mondeling in omloop (op IJsland draagt het volksgeheugen ze thans nog trouw verder), begonnen ze pas in de 13e eeuw opgeteekend te worden.
Naar den inhoud zijn ze tot drie hoofdgenres terug te brengen: 1° De Islendingasögur of sagas van de uit Noorwegen naar IJsland uitgeweken familiën (ca. 930); daarvan zijn de schoonste en uitvoerigste de Egilssaga. de Njálssaga, de Laxdoelasaga, de Eyrbyggjasaga;
2° De Fornaldarsögur, die meer sprookjesmotieven en verbeeldingsstoffen dan historische reminiscenties verwerken (bijv. de Thidrekssaga; de Hervararsaga; de Völsungasaga);
3° De Riddarasögur, die beantwoorden, naar stof en geest, aan onzen middeleeuwschen ridderroman (bijv. Elissaga ok Rosamundu; Tristramssaga ok Isondar). Meer historische geschriften als het Islendingabók, het Landnámabók, de Heimskringla, de Sturlungasaga en de Kristnisaga, hoewel ze van de in omloop zijnde sagas gebruik maakten, staan verder af van het genre; de Konungasögur zijn levensbeschrijvingen van Noorweegsche koningen. Vgl. ook → Sage.
Uitg.: Altnordische Sagabibliothek (1892 vlg.).
Vertalingen: Thule (Jena 1914 vlg.).
Lit.: F. Jónsson, Den oldnorske og oldislandske Litteraturs Historie (1920 vlg.); A. Heusler, Die Anfänge der islandischen Saga (1914); R. Heinzel, Beschreibung der isländischen Saga (1880); Kn. Liestöl, Upphavet til en islendske Aettesaga (1929). Baur.