Hoogleeraar te Leuven. * 15 Febr. 1487 te Enkhuizen, † 2 Maart 1559 te Brussel. Als lid der theologische faculteit had hij te Leuven, 7 Nov. 1519, deel in de veroordeeling van eenige stellingen van Luther. Hij werd in 1523 als theologisch adviseur aangesteld en trad op bij verscheidene geloofsgedingen, o.a. tegen de Augustijnen van Antwerpen, Hoen, Hondebeek, Gnaphaeus, Nicolaas van Brussel en Pistorius. Hij was te Leuven de grondlegger van de Disputationes theologicae, later door de faculteit officieel op haar programma gebracht.
Van 1537 af treedt hij, samen met Michiel Drieux, op als algemeen pauselijk inquisiteur in de Nederlanden. Altijd heeft hij deze kerkelijke instelling verdedigd, dikwijls zonder succes, tegenover het ingrijpen van het wereldlijk gerecht. Hij had een groot aandeel in de samenstelling van een lijst dogmatische proposities, welke door de hoogeschool als het Credo van het theologisch onderwijs werden beschouwd en later de redactie van sommige definities te Trente zouden beïnvloeden. Als toelichting hierop gaf hij zijn Explicationes articulorum uit.
Als gedeputeerde der Leuvensche hoogeschool op het concilie van Trente gedurende de tweede periode was hij de eerste, wiens advies na dat van de pauselijke theologen gevraagd werd; hij werd er beschouwd als het „Humanae sapientiae fastigium” (Lat., = toppunt van menschelijke wijsheid). Vooral trad hij op voor de hervorming van de kerkelijke discipline. Terwijl, op zijn herhaald aandringen bij de regeering ten gunste van een nieuwe kerkelijke organisatie der Nederlanden, zijn leerling ➝ Sonnius te Rome over deze aangelegenheid onderhandelde, werd hij zelf door een beroerte getroffen, welke hem ten grave bracht.
Hij werd begraven in de collegiale kerk van St.
Pieter te Leuven, voor het H. Sacramentshuis. Zijn fortuin ging naar de armen of werd omgezet in studiebeurzen.Kort na zijn dood verscheen een anoniem pamflet, met titel: Apotheosis, dat een caricatuur van hem maakte. Het werd dadelijk gerefuteerd in het Ruewartius van Lindanus. Zijn werken, deels door hem zelf, deels door Lindanus uitgegeven, werden gezamenlijk gepubliceerd te Keulen in 1582. Zijn portret werd vernield bij den brand van de Leuvensche hoogeschoolbibliotheek in 1914. doch het Opus Chronographicum van Opmeer bewaart ons een gravure van hem.
Lit.: Biogr. Nat. Belge; Nw. Ned. Biogr. Wbk. (V); E.
De Seyn, Dict. biogr. des Sciences, etc. (alle i.v.); Scheerman, R. T. (in Bijdr. bisd. Haarl. dl. 54, 1937). Erens.