Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Rosalie en Virginie Loveling

betekenis & definitie

Vlaamsche schrijfsters. Rosalie: * 19 Maart 1834 te Nevelebij-Gent, ♱ 4 Mei 1875 aldaar; Virginie: * 17 Mei 1836, ♱ 2 Dec. 1923 te Gent. Zij behoorden tot een familie, waaruit vooraanstaande personen in de VI. letterkunde en wetenschap zijn voortgekomen (prof.

P. Fredericq, prof. Mac Leod, Cyriel Buysse).

In die intellectueele omgeving, vooral na haar vertrek naar Gent, kregen ze een veelzijdige ontwikkeling, maar verloren er stilaan haar geloof. Haar Gedichten (1871) zijn onopgesmukte versjes, ongekunstelde verhaaltjes: reeds vertroebelt twijfel en doodsgedachte hun emotie. Bewondering voor Klaus Groth bracht haar tot het landelijk verhaal: Novellen (1874), Nieuwe Novellen (1875), waarin van Rosalie o.a.

Meester Huyghe, Po en Paoletto; van Virginie: Sidon, Emiliaantje, De Verdwaalden. Ongelukkig overleed Rosalie kort daarna.Virginie schreef dan twee anticlericale romans: In de Vlaamsche Gewesten (1877) onder pseudoniem Walter, en Sophie (1885), een hevigen aanval tegen de heerschappij van de priesters op het platteland. In haar volgende werken vermilderde de toon, al komt schrijfster hier en daar nog op vóór de vrije gedachte en tegen „bijgeloof”. Met Een Dure Eed (1890), scherp waargenomen en met vaste hand geteekend, behaalde ze den vijfjaarlijkschen prijs. Bij de jongeren wekte die bekroning een storm op, omdat Gezelle’s Tijdkrans daarvoor werd achteruit gesteld. Goed getypeerd is ook Pia in De Bruid des Heeren (1895). In de laatste romans behandelt ze gewichtige problemen als de erfelijkheid, de opvoeding der kinderen, het verschil in godsdienstige overtuiging; de toon is gewoonlijk somber en pessimistisch: De Twistappel (1904), Het Lot der Kinderen (1906), Erfelijk Belast (1906), Een Revolverschot (1911).

Uitg. : van Virginie verscheen een nieuwe uitg. (10 dln. 1934). Lit.: M. Basse, Het Aandeel der Vrouw in de Ned. Lett. (II 1921, 73-220).

A.Boon

< >