Lijn, welke door gebouwen niet mag worden overschreden (Woningwet). Men onderscheidt in Nederland een voorgevel- en een achtergevelrooilijn.
Eerstgenoemde is de belangrijkste, aangezien deze voldoende breedte voor den weg moet vrijhouden.De definitie van de Woningwet laat de mogelijkheid open dat achter de voorgevelrooilijn wordt gebouwd, doch deze vrijheid wordt door de meeste plaatselijke verordeningen opgeheven. Men spreekt dan van een dwingende r., waarin de voorgevel móet worden geplaatst. De achtergevel-rooilijn is nimmer dwingend: men mag altijd binnen het door deze lijn afgepaalde gebied blijven, doch nimmer daarachter bouwen. De achtergevel-rooilijn zorgt dus voor behoud van voldoende open achterterrein bij elk gebouw.
Men onderscheidt verder algemeene en bijzondere rooilijnen. Eerstgenoemde worden vastgesteld in de bouwverordening, en gelden voor een geheelen weg of zelfs een geheel deel van een gemeente (de bouwverordening zou bijv. kunnen bepalen, dat de voorgevel-rooilijn overal 5 m uit den kant van den weg ligt, dan wel de voorgevels van reeds aanwezige bebouwing volgt).
Bijzondere rooilijnen worden in teekening gebracht en kunnen dus rekening houden met alle bijzondere plaatselijke omstandigheden. Zij worden vastgesteld hetzij bij afzonderlijk Rooilijnbesluit, hetzij impliciet, bij de vaststelling van een➝ uitbreidingsplan. In beide gevallen hebben belanghebbenden gelegenheid bezwaren in te brengen bij den Gemeenteraad, met mogelijkheid van beroep op Gedep. Staten of de Kroon. Ook kunnen zij recht doen gelden op vergoeding van schade, welke zij door het leggen van een r. zouden loopen.
In België wordt onder r. ook verstaan de lijn-richting, aangegeven voor het aanbrengen van aanplantingen langs de straten en openbare wegen. De vaststelling der algemeene rooiplannen wordt opgedragen aan den gemeenteraad, onder goedkeuring van den Koning na advies van de Bestendige Deputatie (Gemeentewet art. 76, 7°).