(misschien zoo genoemd naar de dikwijls in groote massa’s voorkomende algen), smalle, langgerekte, middellandsche zee, een breukdal tusschen het tafelland van N.O. Afrika en dat van Arabië (I 536 G/H 2-3).
Opp. ca. 459 000 km2, gem. diepte 488 m, grootste diepte (op 21°N.) ruim 2 100 m, lengte ruim 2 200 km, grootste breedte 355 km. In het midden loopt een ruim 1 000 m diepe geul, welke ong. ⅓ der breedte inneemt, aan beide zijden is de R.Z. ondieper en vol koraalbanken en riffen.
Aan het Noordeinde vindt men de Golf van Suez of Sinaï (max. diepte 73 m) en die van Akaba (max. diepte 1 300 m). In het Zuiden staat de zee door Straat Bab El Mandeb in verbinding met den Ind.
Oceaan, in het Noorden sedert 1869 door het Suezkanaal met de Middellandsche Zee.Het zoutgehalte is een der hoogste van de geheele aarde en neemt toe van Zuid naar Noord; bij Perim 36,5‰, de Golf van Akaba 40,5‰, de Golf van Suez tot 43‰.
De zeewatertemperatuur is eveneens zeer hoog, in den winter 21,5°, ’s zomers 33° à 35°C; van af 700 m diepte tot den bodem heerscht homothermie van 21,5°C. Kleur in het midden blauwgroen, in het Zuiden en bij de banken groen. De getijden, komende uit den Ind. Oceaan, zijn sterk, het verval neemt van het Z. naar het N. toe, springtij bij Perim 1 m, bij Suez 2,1 m. De stroomen staan in het algemeen onder den invloed der moessons en der windbuien, alsmede van het getij. Het stroombeeld is nog onzeker; in het algemeen schijnt aan de Westzijde een stroom in Z. richting, aan de Oostzijde eene in N. richting te staan.
De vroeger zoo beruchte zgn. dwarsstroomen zijn waarsch. terug te brengen tot gevolgen van kompasafwijkingen, foutieve observaties (ten gevolge van abnormale straalbuiging) en verzettingen door het getij. De R. Z. is een der warmste gebieden van de geheele aarde. Er is een belangrijk verschil in temp. tusschen de winter- en zomermaanden. Van Nov. tot April is het N. gedeelte vrij koel, 15 à 17°C, en tamelijk droog (relatieve vochtigheid 45 à 65%). Bezuiden 18° à 20° N. is het dan veel warmer, gem. 25° C, en vochtiger (rel. vochtigheid ca. 85%). In de zomermaanden is de scheidingslijn niet zoo scherp en is de temp. in de geheele R.
Z. boven 25° C, gewoonlijk zelfs 30° tot 35° C bij groote vochtigheid. In Aug. is de gem. temp. van nagenoeg de geheele R. Z. zelfs 32,5° C. De regenval is zeer gering, bij Suez slechts 23 mm per jaar. In het Zuiden is hij, hoewel nog gering, grooter, vooral aan den Westkant en bedraagt bijv. bij Suakim 217 mm per jaar. De verdamping van het zeewater bereikt het enorme bedrag van 2 600 mm p. j. Vooral in het N. treden herhaaldelijk zware, droge, buien uit het N. en W. op.
De droge woestijnwind uit de Sahara voert dikwijls zware stofwolken mee en veroorzaakt een soort dikken mist (➝ Roode mist). De R.Z. heeft een levendige kustvaart, vnl. van lichte Arab. vaartuigen; Voor groote zeilschepen is de zee ongeschikt. De groote scheepvaart is zeer druk, vooral sedert de opening van het Suezkanaal, daar zij een deel is van de route van het groote verkeer van Europa met Oost-Afrika, Indië, Australië en het Verre Oosten. Door het Suezkanaal, Perim, Aden, Soedan, enz. beheerscht Engeland dezen verkeersweg. In hoeverre het versterken van Massaoea en de verovering van Abessinië door de Italianen hierin verandering zal brengen en wat daarvan de gevolgen zullen zijn, zal de toekomst nog moeten leeren.
De doortocht van de Israëlieten door de Roode Zee geschiedde vermoedelijk tusschen het Timsah-meer en de Bittere meren, ten N. van de Golf van Suez; dus niet door wat wij tegenwoordig Roode Zee noemen.
Lit.: P. Heinisch, Das Buch Exodus (1934).