(Erithacus rubecula), zangvogel ter grootte van een musch. Bovenzijde groenachtig bruin; borst, keel, wangen en voorhoofd oranjeachtig, buik vuilwit; pooten bruin.
Zeer alg. broedvogel, ook in tuinen en parken. Nest op den grond, aan walkanten, in klimop, enz.; legt 5 à 7 roomkleurige eieren, roodbruin gevlekt. Zingt het heele jaar door.
Het lied is vol afwisseling.